ECLI:NL:GHAMS:2014:5191

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
200.065.778-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbinding van de WCAM-overeenkomst en vernietiging van effectenleasecontracten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen Dexia Nederland B.V. De zaak betreft de verbindendverklaring van een overeenkomst die is gesloten onder de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). De appellante had een beroep gedaan op de vernietiging van effectenleasecontracten, maar het hof oordeelt dat de WCAM-overeenkomst van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen. De appellante had geen opt-out verklaring ingediend, wat betekent dat zij gebonden is aan de voorwaarden van de WCAM-overeenkomst. Het hof verwijst naar eerdere uitspraken en de feiten die hebben geleid tot deze rechtszaak, waaronder een beschikking van 25 januari 2007 waarin de WCAM-overeenkomst verbindend werd verklaard. De appellante stelde dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een opt-out verklaring in te dienen, maar het hof oordeelt dat zij voldoende op de hoogte was van de relevante feiten en dat haar beroep op vernietiging niet kan worden gehonoreerd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellante in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.065.778/01
zaaknummer rechtbank : 1042903/ DX EXPL 09- 238
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 december 2014
inzake
[APPELLANTE],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,
tegen:
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellante] en Dexia genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 16 september 2014 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat tussenarrest verwezen.
[appellante] heeft een akte, met producties, genomen.
Dexia heeft bij antwoord-akte gereageerd.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1.
Bij beschikking van 25 januari 2007 heeft dit hof op de voet van artikel 7:907 lid 1 BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard (hierna: de WCAM-overeenkomst), welke overeenkomst een regeling inhoudt voor de afwikkeling van schade ontstaan uit effectenleasecontracten. Nu het feit dat [X] het Dexia Aanbod heeft aanvaard er niet aan in de weg stond dat [appellante], die het formulier betreffende dit aanbod niet had mee-ondertekend, een beroep deed op de in artikel 1:88 lid 1 sub d jo artikel 1:89 BW bedoelde vernietigingsgrond is onzekerheid blijven bestaan over de rechtsgeldigheid van de effectenleasecontracten, welke onzekerheid vatbaar was voor beëindiging door de WCAM-overeenkomst. Dit brengt mee dat [appellante] (en in zoverre ook [X]) als gerechtigde in de zin van artikel 2 van de WCAM-overeenkomst is aan te merken. De definitie van “gerechtigden” in artikel 2.3 en 2.4 van de WCAM-overeenkomst omvat ook expliciet echtgenoten van contractanten. Haar rechtsverhouding met Dexia wordt derhalve (mede) door de inhoud van deze overeenkomst geregeerd. Dit zou slechts anders zijn indien zij (dan wel [X]) zich door het tijdig uitbrengen van een zogenoemde opt-out verklaring aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst heeft onttrokken.
2.2.
Uit hetgeen door [appellante] in haar akte wordt gesteld maakt het hof op dat noch [appellante] noch [X] tot het indienen van een opt-out verklaring is overgegaan. [appellante] stelt zich echter op het standpunt dat dit er in de gegeven omstandigheden niet toe leidt dat zij aan de zogenoemde Duisenbergregeling (en dus de verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst) is gebonden. Zij stelt dat zij er immers op grond van mededelingen van Dexia vanuit mocht gaan dat het indienen van een opt-out verklaring zinloos was en voorts dat Dexia haar niet deugdelijk in kennis heeft gesteld van de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst en de opt-out mogelijkheid. In het licht van een en ander kan Dexia, zo begrijpt het hof het betoog van [appellante], haar niet aan de WCAM-overeenkomst houden.
2.3.
Dit betoog kan [appellante] niet baten om de volgende redenen.
Dat Dexia mededelingen van de door [appellante] gestelde strekking aan haar (dan wel aan [X]) heeft gedaan wordt door Dexia betwist en is door [appellante] niet voldoende duidelijk gesteld en onderbouwd. De omstandigheid dat Dexia aan (andere) cliënten en voorts op haar website mededelingen heeft gedaan die inhielden dat diegenen die het Dexia Aanbod hadden aanvaard geen gerechtigden waren in de zin van de WCAM-overeenkomst en mitsdien geen opt-out verklaring konden indienen (zoals valt op te maken uit door [appellante] ter staving van haar standpunt bij akte overlegde producties), rechtvaardigt niet de conclusie dat Dexia haar recht om in het onderhavige geval een beroep te doen op de toepasselijkheid van de WCAM-overeenkomst heeft verwerkt, reeds omdat uit de desbetreffende mededelingen niet (althans niet voldoende duidelijk) blijkt dat dat deze ook betrekking hadden op de situatie dat de aangeschreven cliënt een echtgenoot had die niet met hem/haar het Dexia Aanbod had geaccepteerd. Dat Dexia [X] en [appellante] niet per gewone brief in kennis heeft gesteld van de verbindendverklaring zoals voorzien in artikel 10.3 van de WCAM-beschikking leidt er evenmin toe dat Dexia [appellante] niet aan de WCAM-overeenkomst kan houden. Denkbaar is dat in een voorkomend geval het niet verzenden van bedoelde brief er toe leidt tot de opt-out termijn in het geval van de betrokken gerechtigde pas gaat lopen op het moment dat hij/zij geacht moet worden op andere wijze kennis te hebben gekregen van de verbindendverklaring en de (overigens ook uit de wet voortvloeiende) mogelijkheid om door een schriftelijke mededeling te laten weten aan de desbetreffende regeling niet gebonden te willen zijn. Of er aanleiding is om in een geval als het onderhavige een dergelijke consequentie aan het niet verzenden van een brief door Dexia te verbinden kan in het midden blijven. Uit hetgeen [appellante] in haar akte onder 1.5 stelt valt immers op te maken dat zij reeds in 2007 van de hierbedoelde feiten op de hoogte was, zodat in haar geval, ook indien de termijn voor het indienen van een opt-out verklaring niet op 31 juli 2007 (de laatste dag van de zesde maand nadat de aankondiging van het onherroepelijk worden van de WCAM-beschikking in door middel van paginagrote advertenties in diverse dagbladen had plaatsgevonden) maar eerst later verliep, deze inmiddels in elk geval reeds geruime tijd is verstreken.
2.4.
Het voorgaande brengt mee dat de WCAM-overeenkomst op de rechtsverhouding van partijen van toepassing is. Dit staat er reeds aan in de weg dat het beroep van [appellante] op de vernietiging van de door [X] gesloten effectenleasecontracten wordt gehonoreerd.
Hieruit volgt dat de kantonrechter terecht de vorderingen die uitgaan van de vernietiging van de oorspronkelijke leaseovereenkomsten heeft afgewezen. De grieven van [appellante] kunnen daarom niet tot een andere uitkomst van het geding leiden en treffen derhalve geen doel. Het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd, [appellante] dient als in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in hoger beroep te dragen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Dexia begroot op € 163,- aan verschotten en € 1.341,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken - Roell, M.P. van Achterberg en P.F.G.T. Hofmeijer - Rutten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 december 2014.