In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij een verkeersincident op 28 maart 2013 te Amsterdam, waarbij hij als bestuurder van een bedrijfsauto geen voorrang verleende aan een bromfiets, wat resulteerde in een aanrijding. De tenlastelegging omvatte het veroorzaken van gevaar op de weg en letsel bij de bromfietser. Tijdens de zitting op 21 november 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdachte betoogde dat hij alle mogelijke voorzorgsmaatregelen had genomen, maar het hof oordeelde dat hij niet voldoende had geanticipeerd op de verkeerssituatie, gezien de belemmeringen in zijn zicht. Het hof achtte de verdachte strafbaar op basis van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, en vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter, dat niet in stand kon blijven. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 350,00 en 7 dagen hechtenis, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals met het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten. De beslissing van het hof werd op 5 december 2014 openbaar uitgesproken.