Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
De moeder heeft een belast verleden en heeft waarschijnlijk een beneden gemiddelde intelligentie met extreme stemmingswisselingen. Zij geeft geen (toestemming voor) inzicht in haar problematiek. Daarnaast is zij agressief, lijkt haar impulscontrole onvoldoende ontwikkeld te zijn en heeft zij weinig probleembesef. Bij hevige emoties is gebleken dat zij primair handelt, uitgaat van haar eigen behoeften en niet aan het belang van [de minderjarige] kan denken. Voorts heeft de moeder een dreigende houding jegens de vader en diens familie en jegens de hulpverlening. De moeder is regelmatig in aanraking geweest met de politie, in maart 2012 voor buurtoverlast, waar [de minderjarige] veel van heeft meegekregen. Voorts krijste en sloeg de moeder gericht naar [de minderjarige]. Zij kwam in haar benadering naar [de minderjarige] agressief over en vertoonde wisselend opvoedgedrag, zoals eerst knuffelen, daarna schreeuwen. [de minderjarige] liet ernstige gedragsproblemen zien, zoals bijten, gillen, slaan, bonken met haar hoofd en stompen van haar moeder. Zij kroop in elkaar als met stemverheffing werd gesproken. Deze zorgen waren aanleiding voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] in maart 2012.
De moeder is in 2012 opgepakt en heeft drie dagen vastgezeten vanwege meerdere aangiftes van bedreiging. Zij heeft tevens contact met de politie gehad over dierenmishandeling. Voorts is zij in de periode juni-juli 2012 twee weken opgenomen geweest bij de Geestelijke Gezondheidszorg omdat zij suïcidaal zou zijn en gedreigd had de buren iets aan te zullen doen.
In 2013 is haar een tijdelijk huisverbod opgelegd ten aanzien van haar partner, omdat zij heftige ruzie hadden. De moeder is onvoorspelbaar en onberekenbaar in haar gedrag en vaak niet in staat tot adequate communicatie. Zij reageert emotioneel en legt de schuld buiten zichzelf. Zij kan zich niet goed verplaatsen in [de minderjarige] en inspelen op de bij de leeftijd van [de minderjarige] passende wensen en behoeften.
[de minderjarige] heeft na haar uithuisplaatsing op 12 maart 2012 eerst in een crisispleeggezin gewoond, waarna zij op 18 april 2012 bij de grootouders moederszijde is geplaatst. Vanwege de complexe relatie met de moeder en haar psychiatrische kenmerken lukte het de grootouders onvoldoende om de moeder op afstand te houden en de emotionele veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen, en zijn zij door Spirit afgekeurd als perspectief biedend pleeggezin. Op 18 juli 2012 is [de minderjarige] eerst (wederom) in een crisispleeggezin geplaatst, waarna zij op 8 augustus 2012 in het perspectief biedende pleeggezin is geplaatst waar zij thans verblijft. Er bestaan veel zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige]. Zij laat getraumatiseerd gedrag zien, zoals snel overprikkeld raken, herbelevingen hebben, heftig reageren op harde geluiden, slaan, schoppen en bijten. Voorts is haar seksuele ontwikkeling ontremd. Deze zorgen waren aanleiding voor aanmelding bij het KJTC, waar zij EMDR-therapie krijgt. Thans gaat het goed met [de minderjarige] in het pleeggezin, ze heeft zich op een positieve wijze aan de pleegouders gehecht en ontwikkelt zich leeftijdsadequaat.
De moeder heeft op 25 februari 2013 [de minderjarige] gezien onder begeleiding van BJAA. Voor die datum had zij zeven maanden geen contact gehad met [de minderjarige], omdat het haar niet lukte zich aan de afspraken met de hulpverlening te houden en het contact voor [de minderjarige] in dat geval traumatisch zou zijn. Voorts stelde de moeder zich niet begeleidbaar op, bleef zij zeggen dat zij [de minderjarige] zou meenemen tijdens een bezoek en dreigde zij de pleegouders geweld aan te doen. Gedurende het bezoek heeft de moeder onder meer hulpverleners in het bijzijn van [de minderjarige] genegeerd en trok zij haar eigen plan zonder aan te sluiten bij waar [de minderjarige] mee bezig was. De moeder vertelde [de minderjarige] voorts dat zij weer snel bij haar zou komen wonen en zij diskwalificeerde de pleegouders. [de minderjarige] had na afloop veel last van het bezoek; zij gedroeg zich zeer aanhankelijk tegenover de pleegouders, maar schopte en sloeg hen ook. Daarna is in het belang van [de minderjarige] de omgang met de moeder weer stop gezet, nu haar veiligheid niet te garanderen is. De moeder is onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van haar afspraken, en is voorts niet te sturen of te begrenzen.