ECLI:NL:GHAMS:2014:5611
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het Gerechtshof Amsterdam in hoger beroep inzake aandelenovername
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: [appellante]) tegen twee andere besloten vennootschappen, te weten JAJO HOLDING B.V. en HOLLAND PENSIOEN PARTNERS B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als HPP c.s.). De zaak betreft de waardering en overname van aandelen die [appellante] in HPP hield. De rechtbank had eerder bepaald dat HPP c.s. de aandelen van [appellante] moesten overnemen tegen een waarde van € 8.400, maar HPP c.s. voerden aan dat het Gerechtshof Amsterdam niet bevoegd was om deze zaak te behandelen. Ze stelden dat op basis van de relevante artikelen in het Burgerlijk Wetboek, het hoger beroep uitsluitend bij de Ondernemingskamer van het hof kon worden ingesteld.
Het hof heeft de zaak op 4 november 2014 behandeld en vastgesteld dat het inderdaad absoluut onbevoegd was om kennis te nemen van de vordering, die onder de exclusieve competentie van de Ondernemingskamer viel. Het hof oordeelde dat de onbevoegdheid niet werd aangetast door het feit dat HPP c.s. zich pas later op deze onbevoegdheid hadden beroepen. Het hof verwees de zaak daarom naar de Ondernemingskamer en hield verdere beslissingen aan. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof.