Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- mr. F.J.B.A. Duijnstee namens de vrouw;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M. Schoots;
- mevrouw [y], echtgenote van de man, als informant;
- de gezinsvoogd namens Stichting Bureau Jeugdzorg Noord‑Holland, locatie Hilversum (hierna: BJZNH);
- mevrouw […], vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
2.De feiten
- in het kader van een voorlopige zorgregeling, totdat er in deze procedure een andere beslissing wordt genomen, bepaald dat de vrouw eens in de drie weken contact zal hebben met [kind A] bij het Omgangshuis, op de data en wijze en voor de duur die het Omgangshuis zal bepalen en onder de voorwaarden die het Omgangshuis daaraan stelt;
- bepaald dat de zorgregeling tussen de vrouw en [kind B] en [kind C], totdat er in deze procedure een andere beslissing is genomen, wordt geschorst.
.De ondertoezichtstelling van [kind A] is geëindigd op 13 november 2013.
- bepaald dat de kinderen hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de man;
- in het kader van een voorlopige zorgregeling, totdat er in deze procedure een andere beslissing wordt genomen, bepaald dat de vrouw eens in de drie weken contact zal hebben met [kind A] bij het Omgangshuis, op de data en wijze en voor de duur door het Omgangshuis te bepalen en onder de voorwaarden die het Omgangshuis daaraan stelt;
- bepaald dat de zorgregeling tussen de vrouw en [kind B] en [kind C] wordt geschorst voor de duur van zes maanden;
- bepaald dat de man gehouden is de vrouw eenmaal per maand schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen;
- de Raad verzocht advies uit te brengen over de vraag in hoeverre een wijziging in het gezag tegemoet komt aan de belangen van de kinderen.
3.Het geschil in hoger beroep
uitvoering te geven aan de door dit hof vast te stellen zorg- of omgangsregeling, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere keer dat de man in strijd met deze veroordeling handelt of doet handelen, te vermeerderen met € 5.000,- voor iedere dag die dit handelen of nalaten zal voortduren;