Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vaderis het volgende gebleken.
de moederis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind werd afgewezen. De vader heeft op 6 november 2013 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 25 september 2013. De moeder heeft op 24 december 2013 een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. De zaak is op 12 maart 2014 ter terechtzitting behandeld, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de vader en moeder hebben tot april 2013 een relatie gehad en hebben samen een kind, geboren in 2011. De moeder woont sinds juli 2013 met het kind en haar andere zoon in Polen. De rechtbank had eerder bepaald dat het kind onder toezicht werd gesteld van de BJAA. De vader verzoekt in hoger beroep om mede met het gezag over het kind te worden belast en om de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem te bepalen. De moeder verzoekt om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.
Het hof oordeelt dat het in het belang van het kind is om het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag af te wijzen, gezien de slechte communicatie tussen de ouders en de geschiedenis van conflicten. Het hof stelt vast dat de moeder als enige ouder met gezag het recht heeft om de hoofdverblijfplaats van het kind te bepalen. Wat betreft de omgangsregeling, het hof oordeelt dat de vader en het kind recht hebben op omgang, maar dat de frequentie van de omgang zoals door de vader verzocht niet haalbaar is. Het hof bepaalt dat de vader en het kind gedurende één week per kwartaal in Polen omgang kunnen hebben, waarbij de moeder de reiskosten van één retourbusreis per jaar voor haar rekening neemt, indien de vader vier keer per jaar naar Polen reist.
De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking voor wat betreft de omgangsregeling wordt vernietigd en opnieuw wordt vastgesteld, terwijl de overige onderdelen van de beschikking worden bekrachtigd. De vader heeft geen draagkracht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding te voldoen, waardoor de bestreden beschikking op dat punt ook wordt bekrachtigd.