ECLI:NL:GHAMS:2014:74
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C.G. Kleene-Eijk
- M.F.G.H. Beckers
- S.F.M. Wortmann
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de vrouw
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de man en de vrouw. De man is op 8 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en de vrouw werd belast met het eenhoofdig gezag. De vrouw heeft op 3 september 2013 een verweerschrift ingediend en beide partijen hebben nadere stukken ingediend. De zaak is op 5 december 2013 ter terechtzitting behandeld, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De minderjarige kinderen zijn niet verschenen, maar het hof heeft wel een brief van het oudste kind ontvangen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben in 2002 gezamenlijk gezag over de kinderen laten aantekenen, maar de kinderen verblijven bij de vrouw. De vrouw heeft in eerdere procedures verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, wat door de Raad voor de Kinderbescherming werd onderzocht. In eerdere rapporten werd geadviseerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden, maar de situatie is veranderd. De communicatie tussen de ouders is problematisch en er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, omdat er onvoldoende vertrouwen is dat de ouders in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over de kinderen. De communicatie tussen de ouders is niet verbeterd en er is een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat de vrouw het eenhoofdig gezag krijgt, om verdere escalaties en schade aan de ontwikkeling van de kinderen te voorkomen.