ECLI:NL:GHAMS:2014:889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
23-000108-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank Amsterdam met aanpassing van straf in zaak van onttrekking aan het ouderlijk gezag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2012. De zaak betreft de onttrekking aan het ouderlijk gezag van de dochter van de verdachte, geboren in 1967. De verdachte had haar dochter niet op de afgesproken tijd en plaats overgedragen aan de vader, wat leidde tot een conflict over de omgangsregeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar het hof heeft deze straf gematigd tot 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het frustreren van de omgang tussen de dochter en de vader, maar dat de problemen voortkwamen uit een slepende problematiek tussen beide ouders. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de taakstraf niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.E. van der Ploeg.

Uitspraak

parketnummer: 23-000108-13
datum uitspraak: 20 maart 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-654195-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof naar aanleiding van de behandeling in hoger beroep het volgende overweegt.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep evenals in eerste aanleg bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu [dochter van verdachte en aangever] conform het opgemaakte schema op 8 juni 2011 is overgedragen aan aangever.
Het hof stelt vast dat het gevoerde verweer feitelijke grondslag ontbeert en reeds daarom moet worden verworpen. De afspraak was om [dochter van verdachte en aangever] op 8 juni 2011 om 12:00 uur bij de moeder (verdachte) thuis over te dragen aan de vader (aangever). Uit de door de rechtbank opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat [dochter van verdachte en aangever] niet op 8 juni 2011 om 12:00 uur bij verdachte thuis is overgedragen aan aangever, maar door verdachte was meegenomen naar het volkstuinencomplex. Aldaar is [dochter van verdachte en aangever] pas na tussenkomst van de politie overgedragen aan aangever.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onttrekking van haar toen 6-jarige dochter [dochter van verdachte en aangever] aan het wettig gezag van de ouder die mede met het wettig gezag is belast. Door de vastgestelde omgangsregeling niet in haar geheel (voor zover deze betreft de vakantieregeling) na te leven, frustreert zij de omgang tussen [dochter van verdachte en aangever] en haar vader. Het hof rekent het verdachte aan dat zij op 8 juni 2011 eigenmachtig heeft besloten [dochter van verdachte en aangever] niet aan de vader over te dragen, en daarmee de vakantiereis die de vader voor zichzelf en [dochter van verdachte en aangever] had geboekt frustreerde.
Voorts heeft het hof er rekening mee gehouden dat de problemen een onderdeel zijn van een slepende problematiek omtrent de omgang van elk van beide ouders met het kind, waarvoor beide ouders verantwoordelijkheid dragen. Het hof zal de door de rechtbank opgelegde (voorwaardelijke) straf daarom matigen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 februari 2014 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden dat zij conflicten met haar voormalig partner in de toekomst op deze wijze – over het hoofd van [dochter van verdachte en aangever] – zal benaderen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. D.C. van Reekum, in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2014.
Mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. J.E. van der Ploeg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.