ECLI:NL:GHAMS:2015:1130

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
12/01147, 12/01148, 12/01149
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van oligofructose in de Gecombineerde Nomenclatuur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van het product oligofructose in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). De belanghebbende, een onderneming die oligofructose produceert, had eerder bindende tariefinlichtingen (BTI's) aangevraagd voor drie producten, die door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane waren ingedeeld onder GN-onderverdeling 1702 90 95. De belanghebbende was het hier niet mee eens en stelde dat de producten als inuline (post 1108) of als chemisch zuivere suiker (post 2940) moesten worden ingedeeld.

Het Hof oordeelde dat de producten niet als inuline konden worden ingedeeld, omdat de chemische samenstelling en de eigenschappen van oligofructose wezenlijk verschillen van die van inuline. Ook de indeling als chemisch zuivere suiker werd verworpen, omdat de producten naast oligofructose ook 8% andere suikers bevatten, wat in strijd is met de vereisten voor indeling onder post 2940. Het Hof concludeerde dat de producten, gezien hun samenstelling, terecht onder de restpost 1702 90 95 zijn ingedeeld.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt het belang van de objectieve kenmerken en eigenschappen van producten bij de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur. Het Hof volgde de inspecteur in zijn standpunt dat de producten, ondanks hun beperkte zoetkracht, als suikers moeten worden gekwalificeerd en dat de indeling onder GN-onderverdeling 1702 90 95 correct was.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken: 12/01147, 12/01148, 12/01149
12 maart 2015
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X], gevestigd te[Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/3218 tot en met 11/3220 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.
Belanghebbende heeft op 15 september 2010 een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) aangevraagd voor een product met de handelsbenaming “[A] [1]”.
1.1.2.
Belanghebbende heeft op 1 oktober 2010 een BTI aangevraagd voor een product met de handelsbenaming “[A] [2]”.
1.1.3.
Belanghebbende heeft op 5 oktober 2010 een BTI aangevraagd voor een product met de handelsbenaming “[A] [3]”.
1.2.1.
Op 8 november 2010 heeft de inspecteur een BTI afgegeven voor het product bedoeld onder 1.1.1. Het product is daarbij ingedeeld onder onderverdeling 1702 90 95 van de gecombineerde nomenclatuur (GN).
1.2.2.
Op 8 november 2010 heeft de inspecteur een BTI afgegeven voor het product bedoeld onder 1.1.2. Het product is daarbij ingedeeld onder GN-onderverdeling 1702 90 95.
1.2.3.
Op 8 november 2010 heeft de inspecteur een BTI afgegeven voor het product bedoeld onder 1.1.3. Het product is daarbij ingedeeld onder GN-onderverdeling 1702 90 95.
1.3.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de BTI’s. Bij uitspraken op bezwaar van 27 april 2011 heeft de inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard en de BTI’s gehandhaafd.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. Bij uitspraak van 9 november 2012 heeft de rechtbank de ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
1.5.
De tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 7 december 2012
.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft, gedagtekend 15 juli 2013, een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft op 16 september 2013 een conclusie van dupliek ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende wordt aangeduid als “eiseres” en de inspecteur als “verweerder”:
“2.1.1. Verweerder heeft in de bti met het referentienummer NL RTD-2010-[xxx1] het product [A] [1] als volgt omschreven:
“7 Omschrijving van het goed
Een doorzichtige stroop geschikt voor menselijke consumptie, met –volgens opgave– de volgende ingrediënten:
- Fructo-oligosacharide en andere suikers (glucose, fructose, sacharose).
Het product is geen zuivere chemisch stof zoals bedoeld bij GS-post 2940 van de gecombineerde nomenclatuur. Het product wordt aangeboden in kunststof bulk containers met een inhoud van ongeveer 1000 kg.
8 Handelsbenaming en aanvullende gegevens
[A] [1]
92% Fructo- oligosacharide en 8% andere suikers.”
2.1.2.
Verweerder heeft in de bti met het referentienummer NL RTD-2010-[xxx2] het product [A] [2] als volgt omschreven:
“7 Omschrijving van het goed
Een licht bruine stroop geschikt voor menselijke consumptie, met –volgens opgave– de volgende ingrediënten:
- Fructo-oligosacharide en andere suikers (glucose, fructose, sacharose).
Het product is geen zuivere chemisch stof zoals bedoeld bij GS-post 2940 van de gecombineerde nomenclatuur. Het product wordt aangeboden in kunststof bulk containers met een inhoud van ongeveer 1000 kg.
8 Handelsbenaming en aanvullende gegevens
[A] [2]
92% Fructo-oligosacharide en 8% andere suikers.”
2.1.3.
Verweerder heeft in de bti met het referentienummer NL RTD-2010-[xxx3] het product [A] [3] als volgt omschreven:
“7 Omschrijving van het goed
Een poeder geschikt voor menselijke consumptie, met –volgens opgave– de volgende ingrediënten:
- Fructo-oligosacharide en andere suikers (glucose, fructose, sacharose).
Het product is geen zuivere chemisch stof zoals bedoeld bij GS-post 2940 van de gecombineerde nomenclatuur. Het product wordt aangeboden in papieren zakken met een inhoud van ongeveer 20 kg.
8 Handelsbenaming en aanvullende gegevens
[A] [3]
92% Fructo- oligosacharide en 8% andere suikers.”
2.2.
Een monster van het product [A] [1] is onderzocht door het laboratorium van de douane. In de brief van 15 oktober 2010 van het laboratorium is, voor zover hier van belang, vermeld:
“(…)
Bij onderzoek bevonden:
Opgave volgens belanghebbende op de drogestof: 92% Fruto-oligosacharide, 8% andere suikers (glucose, fructose, sacharose).
Uiterlijke kenmerken: doorzichtige stroop.
Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur:
Door aanwezigheid van glucose, fructose en sacharose is het product geen chemisch zuivere stof bedoelt bij post 2940, zie GS-toelichting op hoofdstuk 29 onder A.
Indeling onder de beoogde indeling van 2940.0000 kan dan niet. Het product bevat in droge toestand volgens opgave minder dan 10% vrije fructose of in de vorm van sacharose en kan daarom niet ingedeeld worden onder tariefposten 1702.6080 en 1702.9080 (zien aanvullende GN-aantekening 6 op hoofdstuk 17)
Dergelijke producten worden ingedeeld onder post 1702.9095.00 zijnde:
Andere suiker
(…)”
2.3.1.
Tot de gedingstukken behoort een ‘information sheet- Samenstelling [A] [1]’ van 13 september 2010. Hierin is, voor zover hier van belang, vermeld:
“Specificatie [A] [1]
[A] is een oligofructose stroop met een droge stof gehalte van ca 75%. Grondstof voor [A] is inuline geëxtraheerd met warm water uit cichorei wortelen. De inuline wordt gedeeltelijke gehydrolyseerd met een enzym tot oligofructose. Oligofructose heeft een ketenlengte van 2 tot 10 fructose eenheden. Kenmerkend voor [A] is de zoete smaak en hoog vezel gehalte (oligofructose): 92% ± 2. Het gehalte aan suikers en fructose, glucose en sucrose is 8% ± 2
(…)”
2.3.2.
Tot de gedingstukken behoort een ‘information sheet - Samenstelling [A] [2]’ van 29 september 2010. Hierin is, voor zover hier van belang, vermeld:
“Specificatie [A] [2]
[A] [1] is een oligofructose stroop met een droge stof gehalte van ca 75%. Grondstof voor [A] is inuline geëxtraheerd met warm water uit cichorei wortelen. De inuline wordt gedeeltelijke gehydrolyseerd met een enzym tot oligofructose. Oligofructose heeft een ketenlengte van 2 tot 10 fructose eenheden. Kenmerkend voor [A] is de caramelachtige smaak, licht gele kleur en hoog vezelgehalte (obligofructose): 92% ± 2. Het gehalte aan suikers en fructose, glucose en sucrose is 8% ± 2.
(…)”
2.3.3.
Tot de gedingstukken behoort een ‘information sheet - Samenstelling [A] [3]’ van 30 september 2010. Hierin is, voor zover hier van belang, vermeld:
“Specificatie [A] [3]
[A] [1] is een oligofructose poeder met een droge stof gehalte van ›96%. Grondstof voor [A] is inuline geëxtraheerd met warm water uit cichorei wortelen. De inuline wordt gedeeltelijke gehydrolyseerd met een enzym tot oligofructose en vervolgens gedroogd tot een poeder. Oligofructose heeft een ketenlengte van 2 tot 10 fructose eenheden. Kenmerkend voor [A] is het hoge vezelgehalte (oligofructose): 92% ± 2 en de poedervorm. Het gehalte aan suikers (fructose, glucose en sucrose ) is 8% ± 2.
(…)”
2.4.
Tot de gedingstukken behoort een e-mailbericht van [B] aan [C], beiden medewerkers van de Belastingdienst/Douane, van 19 oktober 2010 over de ‘Tariefindeling [A]” waarin, voor zover hier van belang, is vermeld:
“In je faxberichten van 5 en 6 oktober heb je aan [D] advies gevraagd betreffende het product [A]. Omdat het een inulinestroop betreft die verkregen is door inuline gedeeltelijk af te breken tot fructo-oligoscachariden, is indeling onder H.29 niet mogelijk en adviseren wij voor indeling onder post 1702.9095.00. Volgens opgave bevat het product ook nog de suikers fructose, glucose en sacharose.
Recentelijk hebben we BTI-aanvraag SAF-2010-[xxx4], betreffende het product [A] [1] onderzocht en de monsteruitslag wordt deze week opgestuurd (advies 1702.9059.00). In je faxbericht wordt het product [A] [2] (SAF [xxx5]) genoemd. Voor zover ik uit de opgestuurde informatie kan afleiden, heeft het product dezelfde samenstelling als product [1]. Voor dit product adviseren wij dus ook voor indeling onder post 1702.9095.00. Naast deze twee vloeibare producten is er ook een derde variant [A] [3] (SAF [xxx6]), die volgens de opgave bestaat uit een poeder. De samenstelling op de drogestof (…) is echter exact hetzelfde als de twee varianten [1] en [2], dus ik vermoed dat het enige verschil is dat de variant [3] gedroogd is, waarbij al het vocht verdwenen is. Ook voor het product [3] adviseren wij voor indeling onder 1702.9095.00.
(…)
[B], hoofdscheikundige
Douane Laboratorium
(…)”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In geschil is of de onderhavige producten dienen te worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 1702 90 95, zoals de inspecteur voorstaat, dan wel onder GN-onderverdeling 1108 20 00 (inuline) of GN-onderverdeling 2940 00 00 (chemisch zuivere suiker), zoals belanghebbende bepleit.
3.2.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

4.Relevante wet- en regelgeving

Post 1108
Zetmeel en inuline
(…)
1108 20 00 – inuline
Toelichting IDR post 1108
“(…)
Onder deze post valt eveneens inuline, een zelfstandigheid waarvan de chemische samenstelling overeenkomst vertoont met die van zetmeel. Het wordt echter door jodium niet blauw maar geelbruin gekleurd. Inuline wordt verkregen uit aardperen, uit dahliaknollen en uit cichoreiwortels. Door langdurig koken in water of onder inwerking van verdunde zuren wordt het omgezet in fructose (of levulose).
(…).”
Post 1702
Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel
(…)
1702 60 – andere fructose en fructosestroop in droge toestand meer dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker:
1702 60 10 – – isoglucose
1702 60 80 – – inulinestroop
1702 60 95 – – andere
1702 90 – andere, daaronder begrepen invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten:
1702 90 10 – – chemisch zuivere maltose
1702 90 30 – – isoglucose
1702 90 50 – – maltodextrine en maltodextrinestroop
– – karamel:
(…)
1702 90 80 – – inulinestroop
1702 90 95 – – andere
Aantekening IDR bij Hoofdstuk 17
1. Dit hoofdstuk omvat niet:
a. a) (…)
b) chemisch zuivere suikers (andere dan sacharose, lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) en andere producten, bedoeld bij post 2940;
c) (…)
Aanvullende GN aantekening 6 bij Hoofdstuk 17
Als “inulinestroop” wordt aangemerkt:
a. a) voor de toepassing van onderverdeling 1702 60 80 het onmiddellijk na hydrolyse van inuline of oligofructose verkregen product, dat in droge toestand meer dan 50% vrije fructose of fructose in de vorm van sacharose bevat;
b) voor de toepassing van onderverdeling 1702 90 80 het onmiddellijk na hydrolyse van inuline of oligofructose verkregen product, dat in droge toestand ten minste 10 doch niet meer dan 50 % vrije fructose of fructose in de vorm van sacharose bevat.
GN toelichting op onderverdeling 1702 90 95
Tot deze onderverdeling behoren onder meer:
1. maltose, andere dan chemisch zuivere;
2. invertsuiker;
3. sacharosestroop, andere dan ahornsuikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen;
4. de oneigenlijk als "high test molasses" aangeduide producten, verkregen door het hydrolyseren en indikken van ruw suikerrietsap, die voornamelijk worden gebruikt als voedingsbodem voor micro-organismen bij de vervaardiging van antibiotica en eveneens voor de vervaardiging van ethylalcohol;
5. lactulose, andere dan chemisch zuivere.
Post 2940 00 00
Suikers, chemisch zuiver, andere dan sacharose, lactose, maltose, glucose en fructose; ethers, acetalen en esters van suikers, alsmede zouten daarvan, andere dan de producten bedoeld bij de posten 2937, 2938 en 2939
Aantekeningen IDR bij hoofdstuk 29
“1. De posten van dit hoofdstuk hebben, voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, uitsluitend betrekking op:
a. a) geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen, ook indien zij onzuiverheden bevatten;
(…)”
IDR Toelichting hoofdstuk 29
“Dit hoofdstuk heeft in beginsel alleen betrekking op geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen, onder voorbehoud evenwel van de bepalingen van Aantekening 1 IDR op hoofdstuk 29.
A. Chemisch welbepaalde verbindingen
Een geïsoleerde chemisch welbepaalde verbinding is een stof die bestaat uit één soort molecule (bijvoorbeeld covalent of ionisch) waarvan de samenstelling bepaald wordt door een vaste verhouding tussen de elementen en die kan worden weergegeven met één enkel structuurdiagram.
In een kristalrooster komt de soort molecule overeen met de wederkerende celeenheid.
Geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen die stoffen bevatten die opzettelijk tijdens of na de vervaardiging (het zuiveren daaronder begrepen) zijn toegevoegd, zijn van dit hoofdstuk uitgezonderd. Bijgevolg wordt een product dat bestaat uit bijvoorbeeld sacharine vermengd met lactose, om het product geschikt te maken als zoetstof, van dit hoofdstuk uitgezonderd (zie de toelichting IDR op post 29.25).
De geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen van hoofdstuk 29 mogen onzuiverheden bevatten (Aantekening 1 a IDR). De tekst van post 29.40 vormt een uitzondering op deze regel aangezien, met betrekking tot suikers, de draagwijdte van deze post beperkt blijft tot chemisch zuivere suikers.
De term onzuiverheden heeft uitsluitend betrekking op stoffen waarvan de aanwezigheid in een chemisch welbepaalde verbinding enkel en rechtstreeks voortvloeit uit het vervaardigingsproces (het zuiveren daaronder begrepen). Deze stoffen mogen voortkomen uit ongeacht welke elementen die in de loop van het vervaardigingsproces zijn gebezigd en zijn in hoofdzaak de volgende:
a. niet omgezette basisstoffen;
b. onzuiverheden aanwezig in de basisstoffen;
c. reagentia gebruikt in het vervaardigingsproces (het zuiveren daaronder begrepen)
d. bijproducten.”
IDR Toelichting op post 2940
“A. Chemisch zuivere suikers
Deze post omvat enkel chemisch zuivere suikers. De term ‘suikers’ slaat op monosachariden, disachariden en oligosachariden. Elke sacharidestructuur moet bestaan uit minstens vier, doch niet meer dan acht koolstofatomen en moet minstens een reducerende potentiële carbonylgroep (aldehyde of keton) bevatten en minstens een asymmetrisch koolstofatoom dat een hydroxylgroep en een waterstofatoom bevat.
(…)
Van de chemisch zuivere suikers die onder post 2940 moeten worden ingedeeld kunnen worden genoemd:
1. galactose, een isomeer van glucose. Het product wordt verkregen door hydrolitische splitsing van lactose en wordt gevonden in pectinestoffen en plantenslijm. Zuivere galactose komt voor in kristalvorm;
2. sorbose (sorbinose), een isomeer van glucose; een wit kristallijn poeder, dat gemakkelijk in water oplost. Men gebruikt het voor het langs synthetische weg vervaardigen van ascorbinezuur (vitamine C) en voor het bereiden van voedingsbodems voor micro-organismen;
3. xylose (houtsuiker), C5H10O5. Dit komt voor in witte kristallen en wordt gebruikt voor farmaceutische doeleinden.
4. trehalose, een isomeer van sacharose; ribose en arabinose, isomeren van xylose; raffinose of melitose, C18H32O16; fucose en ramnose, C6H12O5; digitoxose, C6H12O4 en andere desoxysuikers.
Dit zijn voornamelijk laboratoriumproducten.
(…)”

5.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft omtrent het geschil, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“5.3. Partijen stellen zich eenparig op het standpunt dat de drie in geding zijnde producten voor de indeling in de nomenclatuur in dezelfde GN-code ingedeeld moeten worden. De rechtbank zal partijen daarin volgen.
5.4.
De grondstof voor de onderhavige producten is inuline die wordt geëxtraheerd met warm water uit cichoreiwortels. De aldus verkregen inuline heeft een ketenlengte van 30 tot 60 fructose eenheden. De inuline wordt vervolgens gedeeltelijk gehydrolyseerd - onder toevoeging van een enzym - tot oligo-fructose, welke stof zich kenmerkt door een ketenlengte van 3 tot 10 fructose eenheden. Het door eiseres toegevoegde enzym ‘knipt’ onder opname van watermoleculen, de lange inulineketens op tot middenlange ketens. De aldus ontstane oligo-fructose is bij uitstek geschikt voor de door eiseres gewenste aanwending in de voedingsmiddelenindustrie. Eiseres heeft onvoldoende weersproken gesteld dat het door haar gebruikte enzym enkel de gewenste middenlange fructose ketens doet ontstaan. De stelling van eiseres dat de in de producten aanwezige mono- en disachariden bij uitsluiting toegeschreven kunnen worden aan de natuurlijke aanwezigheid daarvan in de cichoreiwortel, acht de rechtbank dan ook aannemelijk. Toch is deze vaststelling ontoereikend om de in het geding zijnde producten in GN-post 2940 in te delen. Uit de IDR toelichting bij hoofdstuk 29, welke toelichting een belangrijk hulpmiddel is bij de uitlegging en draagwijdte van de tariefposten, volgt immers dat de geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen van hoofdstuk 29 onzuiverheden mogen bevatten maar dat de tekst van post 2940 (http://douaneportal.sdu.rijksweb.nl/inenuitvoer-dp/toelichting/zoek/index.html/Nummer/29.40/) een uitzondering op deze regel vormt aangezien, met betrekking tot suikers, de draagwijdte van deze post beperkt blijft tot chemisch zuivere suikers. Uit diezelfde toelichting volgt voorts dat onder chemisch zuivere suikers moeten worden verstaan geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen zijnde stoffen die bestaan uit één soort molecuul waarvan de samenstelling bepaald wordt door een vaste verhouding tussen de elementen en die kan worden weergegeven met één enkel structuurdiagram. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige producten, die naast oligo-fructose ook 8% mono- en disachariden bevatten, niet aan de gestelde zuiverheideis voldoen. De producten kunnen daarom niet worden ingedeeld in GN-post 2940. Op grond van het voorgaande wordt het primaire standpunt van eiseres verworpen.
5.5.
Meer subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de producten als inuline moeten worden ingedeeld in GN-code 1108.2000. Ook deze stelling wordt verworpen. Door de enzymatische hydrolyse van inuline ontstaan de in geding zijnde producten die zich onderscheiden van inuline door hun kortere ketenlengte. Door de enzymatische bewerking, die de producten geschikt maken voor het door eiseres beoogde gebruik in de voedingsmiddelenindustrie, kunnen de producten chemisch (door de afwijkende ketenlengte) noch handelstechnisch (door de aanwendingsmogelijkheden), worden vereenzelvigd met inuline.
5.6.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de producten, gelet op hun chemische samenstelling, moeten worden aangemerkt als suikers als bedoeld in GN-post 1702. De stelling van eiseres dat indeling onder GN-post 1702 niet mogelijk is omdat de producten de daarvoor kenmerkende zoetende smaak ontberen, mist met betrekking tot [A] [1] en [A] [2] feitelijke grondslag. In de tot de gedingstukken behorende information sheets wordt de zoete of karamelachtige smaak van deze producten immers als kenmerkend beschreven. Daar komt bij dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat niet alle onder deze GN-post te rangschikken producten beschikken over een zoetende smaak en/of werking. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat, zouden de producten niet 8% maar 10% mono- en disachariden bevatten, deze aangemerkt waren als inulinestropen die, op grond van de aanvullende GN aantekening bij hoofdstuk 17, moeten worden ingedeeld in GN-code 1702 9080. Het geringe verschil in samenstelling van de onderhavige producten en inulinestroop onderstreept dat de wetgever de onderhavige producten beschouwt als suikers die onder de draagwijdte van GN-post 1702 vallen. Nu andere onderverdelingen van deze GN-post niet in aanmerking komen, is de conclusie dat verweerder de producten terecht in GN-code 1702 9095 heeft ingedeeld.”

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Partijen hebben zich ter zitting eenparig op het standpunt gesteld dat de in geding zijnde producten [A] [1], [A] [2] en [A] [3] (hierna: [A]) van dien aard zijn, dat zij op dezelfde wijze dienen te worden ingedeeld in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN). Het Hof zal partijen hierin volgen, nu dit standpunt geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en gesteund wordt door de feiten.
6.2.
Het Hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gevonden in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.
6.3.
Blijkens de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting is [A] een merknaam die belanghebbende gebruikt voor oligofructose (een fructo-oligosacharide). Deze oligofructose wordt via een aantal productiestappen verkregen. Eerst wordt het product inuline geëxtraheerd uit cichoreiwortels met behulp van warm water. De aldus verkregen inuline heeft een ketenlengte van 3 tot 60 fructose eenheden. Naast genoemde fructose ketens bevat inuline 8% mono- en disachariden (glucose, fructose en sucrose), die van nature aanwezig zijn in de cichoreiwortels. De inuline wordt vervolgens gedeeltelijk enzymatisch gehydrolyseerd tot oligofructose. Het enzym dat belanghebbende bij deze hydrolyse toevoegt “knipt”, onder opname van watermoleculen, de lange fructoseketens op tot middenlange fructoseketens. De aldus verkregen oligofructose kenmerkt zich door een ketenlengte van 3 tot 10 fructose eenheden. De mono- en disachariden die in de inuline aanwezig zijn bevinden zich na de hydrolyse in de oligofructose. Door de hydrolyse ontstaan geen nieuwe mono- en disachariden.
6.4.
Belanghebbende heeft betoogd dat de onderwerpelijke oligofructose, verkregen door gedeeltelijke enzymatische hydrolyse van inuline, voor toepassing van de GN als ‘inuline’ dient te worden aangemerkt. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. De chemische kenmerken van de oligofructose (ketenlengte 3 tot 10) zijn niet dezelfde als de objectieve kenmerken van inuline (ketenlengte 3 tot 60). Uit de door de inspecteur overgelegde informatie van de website van belanghebbende blijkt dat ook de eigenschappen van oligofructose, zoals zoetkracht en oplosbaarheid, niet dezelfde zijn als die van inuline. Oligofructose kan daarom, ook voor de toepassing van de GN, niet worden vereenzelvigd met inuline. Zulks volgt ook uit de bewoordingen van aanvullende aantekening 6 (GN) op hoofdstuk 17, waar wordt gesproken over “inuline of oligofructose”.
6.5.
Subsidiair heeft belanghebbende bepleit dat de onderhavige producten als ‘chemisch zuivere suikers’ moeten worden ingedeeld onder GN-post 2940. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. Uit de IDR-toelichting op post 2940 volgt dat de term ‘suikers’ ook slaat op oligosachariden, maar [A] bevat – naast oligofructose – ook 8% mono- en disachariden. In aantekening 1 (a) op hoofdstuk 29 van de GN is weliswaar bepaald dat de ‘geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen’ waarop de posten van dit hoofdstuk betrekking hebben onzuiverheden mogen bevatten, maar in genoemde aantekening is tevens bepaald dat onzuiverheden slechts zijn toegestaan voor zover uit de context het tegendeel niet blijkt. Uit de IDR-toelichting op hoofdstuk 29 volgt uitdrukkelijk dat post 2940 een uitzondering vormt op voormelde regel dat onzuiverheden zijn toegestaan, aangezien met betrekking tot suikers de draagwijdte van deze post beperkt blijft tot chemisch zuivere suikers. Uit voormelde aantekening en IDR-toelichting leidt het Hof bovendien af dat, anders dan belanghebbende heeft betoogd, de aanwezigheid van 8% andere stoffen dan oligofructose, in de weg staat aan de kwalificatie als “chemisch zuiver”.
6.6.
Ten aanzien van post 1702 overweegt het Hof als volgt. Genoemde post kent twee GN-onderverdelingen voor inulinestroop: 1702 60 80 en 1702 90 80, naar gelang de hoeveelheid vrije fructose die de inulinestroop (in droge toestand) bevat (vgl. aanvullende aantekening 6 (GN) op hoofdstuk 17). Vast staat dat de onderwerpelijke producten niet onder deze onderverdelingen kunnen worden ingedeeld, omdat weliswaar enzymatische hydrolyse van inuline heeft plaatsgevonden, maar deze behandeling niet heeft geleid tot meer dan 10% vrije fructose. Dit neemt niet weg dat oligosachariden voor de toepassing van de GN, gelet op hun chemische samenstelling, als suikers kwalificeren. Nu indeling onder een meer specifieke post niet mogelijk is dient indeling plaats te vinden onder de restpost 1702 90 95. De omstandigheid dat de zoetkracht van de onderwerpelijke producten beperkter is (40 tot 50%) dan van mono- en disachariden staat niet aan dit oordeel in de weg, nu post 1702 geen eisen stelt aan de zoetkracht.
6.7.
Uit het vorenoverwogene volgt dat indeling met toepassing van indelingsregel 1 en 6 dient plaats te vinden onder GN-onderverdeling 1702 90 95.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter van de douanekamer, E.M. Vrouwenvelder en D.B. Bijl, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. N.A.J. den Ouden als griffier. De beslissing is op 12 maart 2015 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.