In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 13 januari 2015, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man over de zorg- en opvoedingstaken van hun gezamenlijke minderjarige zoon. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om alleen met het gezag over de zoon te worden belast, werd afgewezen. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt eveneens om alleen met het gezag te worden belast. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage geadviseerd om de vrouw met het eenhoofdig gezag over de zoon te belasten, gezien de onduidelijkheid en de spanningen tussen de betrokken ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige situatie niet in het belang van de zoon is en dat er een risico bestaat op een loyaliteitsconflict. Het hof heeft besloten dat de vrouw alleen met het gezag over de zoon wordt belast en dat de hoofdverblijfplaats bij haar zal zijn. Tevens is er een omgangsregeling vastgesteld waarbij de zoon om de week bij de man verblijft, met een afbouw van de huidige regeling. De beslissing is genomen met het oog op de belangen van de minderjarige, waarbij de noodzaak van stabiliteit en duidelijkheid in zijn opvoeding voorop staat.