ECLI:NL:GHAMS:2015:1470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
23-005062-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na wijziging tenlastelegging in hoger beroep tegen verdachte voor belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een tenlastelegging die hem beschuldigde van het niet naleven van een bevel van de burgemeester en van belediging van een ambtenaar. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte onbeperkt ingesteld, maar verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het eerste onderdeel van de tenlastelegging. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van één week had geëist voor de belediging van de ambtenaar, beoordeeld. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de beledigende woorden had geuit in de tegenwoordigheid van de ambtenaar, zoals in de tenlastelegging was gesteld. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastelegging. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen werden afgewezen, omdat de verdachte van het tenlastegelegde werd vrijgesproken. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van de beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-005062-14
datum uitspraak: 20 maart 2015
tegenspraak
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 december 2014 in de strafzaak onder de parketnummers 13-746032-14 en 23-003838-11, 13-052528-13, 13-204208-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 25 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.9A en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordering 2008 der gemeente Amsterdam, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd zich voor duur van drie maanden te verwijderen uit en niet meer op te houden in overlastgebied 1 Centrum, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
2:
hij op of omstreeks 25 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant] (brigadier Politie Eenheid Amsterdam), bij geschrift mondeling heeft toegevoegd de woorden "Blanke meiden vernielen. Die kanker [verbalisant] met zijn kanker kinderen en kanker vrouw ik hoop dat ze verkracht worden. Ik ga slapen met [verbalisant] slapen in mijn hoofd. Ik wens geen antwoord te geven. Die kanker [verbalisant] zit in mijn hoofd. Die kanker [verbalisant]. Ik ga hem een pijp geven dan moet hij het roken gaat zijn kanker kind het zien dat hij het gaat roken. En ik loop waar ik wil, hoe ik wil en hoe laat ik wil. Ik hoop dat [verbalisant] een aanrijding krijgt met zijn hele gezin erin. Iedereen dood. Met alle kinderen erbij", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep –voor zover in hoger beroep aan de orde- zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De verdachte is op 25 maart 2014 te Amsterdam wegens overtreding van artikel 184 Sr door opsporingsambtenaar [verbalisant] aangehouden. Tijdens een later gehouden verhoor door andere opsporingsambtenaren dan opsporingsambtenaar [verbalisant], heeft de verdachte de in de tenlastegelegde woorden geuit. Opsporingsambtenaar [verbalisant] heeft in een later stadium kennisgenomen van het van het verhoor opgemaakte proces-verbaal, waarna hij aangifte heeft gedaan.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft de raadsman het verweer gevoerd dat de woorden niet in tegenwoordigheid van opsporingsambtenaar [verbalisant] zijn geuit, zoals de tenlastelegging voor wijziging luidde.
Bij repliek heeft de advocaat-generaal de wijziging van de tenlastelegging gevorderd. De vordering is na toewijzing komen te luiden als onder het kopje ‘tenlastelegging’ weergegeven.
Op voorhand is niet direct duidelijk op welke vorm van opzettelijke belediging de advocaat-generaal het oog heeft gehad.
Gelet op de schrapping van de woorden ‘in diens tegenwoordigheid’ gaat het hof ervan uit dat die variant van belediging niet langer door de advocaat-generaal is beoogd tenlaste te leggen.
Bij de twee andere mogelijke varianten, te weten belediging a)
in het openbaarmondeling of bij geschrift en b)
door toegezonden of aangebodengeschrift ontbreken de hiervoor aangehaalde gecursiveerde bestanddelen in de tenlastelegging.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Vorderingen tenuitvoerleggingen

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de:
- bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 17 september 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken,
- bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 18 februari 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en
- bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 15 januari 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep allen opnieuw aan de orde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep –voor zover in hoger beroep aan de orde- en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 22 mei 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 17 september 2012, parketnummer 23-003838-11, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 22 mei 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 18 februari 2014, parketnummer 13-052528-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 22 mei 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 15 januari 2014, parketnummer 13-204208-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. H.W.J. de Groot en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2015.
Mr. L.I.M. van Bergen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[....]