In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1977 en thans gedetineerd in PI Flevoland, was aangeklaagd voor het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 9 november 2014 te Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere strafoplegging. De verdachte werd schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, waarbij het hof de overtuiging baseerde op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onrechtmatige aanhouding en dat de verklaringen van de verdachte uitgesloten moesten worden van het bewijs. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de aanhouding. De verdachte had eerder soortgelijke misdrijven gepleegd en kampt met ernstige gezondheidsproblemen, wat het hof in de strafmaat heeft meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, zonder voorwaardelijk strafdeel, en werd de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de opgelegde straf.