ECLI:NL:GHAMS:2015:1548

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
23-004668-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake cocaïne-invoer door verdachte te Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1977 en thans gedetineerd in PI Flevoland, was aangeklaagd voor het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 9 november 2014 te Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere strafoplegging. De verdachte werd schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, waarbij het hof de overtuiging baseerde op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onrechtmatige aanhouding en dat de verklaringen van de verdachte uitgesloten moesten worden van het bewijs. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de aanhouding. De verdachte had eerder soortgelijke misdrijven gepleegd en kampt met ernstige gezondheidsproblemen, wat het hof in de strafmaat heeft meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, zonder voorwaardelijk strafdeel, en werd de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004668-14
Datum uitspraak: 22 april 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 25 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-821113-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1977,
thans gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 november 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren zal bespreken en komt tot een andere strafoplegging dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Overweging omtrent de gevoerde verweren

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een onrechtmatige aanhouding nu er - zakelijk weergegeven - op het moment van de aanhouding onvoldoende slikkerscriteria zijn geconstateerd waardoor er geen redelijk vermoeden van schuld bestond dat de verdachte zich aan overtreding van de Opiumwet schuldig had gemaakt. Volgens de raadsman dienen om die reden de inbeslagname van de bolletjes cocaïne en de verklaringen van de verdachte als verboden vruchten van de aanhouding te worden uitgesloten van het bewijs en dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
In het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en
[verbalisant 3] is gerelateerd dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] van oordeel waren dat werd voldaan aan zes zogenaamde slikkerscriteria aangaande de reisbescheiden en reisgegevens en aan twee slikkerscriteria aangaande de uiterlijke kenmerken, en dat [verbalisant 1] op basis daarvan en op grond van de door hem opgedane kennis en ervaring met personen die inwendig verdovende middelen vervoeren vermoedde dat de verdachte mogelijk inwendig verdovende middelen vervoerde.
De in genoemd proces-verbaal gerelateerde feiten en omstandigheden vormen naar het oordeel van het hof tezamen en in onderlinge samenhang beschouwd een toereikende grondslag voor het aannemen van een redelijk vermoeden dat de verdachte zich had schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet.
Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat het consultatierecht van de verdachte is geschonden nu hij bij gelegenheid van zijn inverzekeringstelling een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd voordat hij een raadsman had geconsulteerd. Om die reden dient deze verklaring te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof zal de bij de inverzekeringstelling door de verdachte afgelegde verklaring niet voor het bewijs gebruiken, zodat dit verweer verder onbesproken kan blijven.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan
3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer in Nederland van cocaïne, een voor de volksgezondheid gevaarlijke stof.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 maart 2015 is de verdachte eerder ter zake van een soortgelijk misdrijf onherroepelijk veroordeeld.
Ter terechtzitting in hoger beroep is eveneens gebleken dat de verdachte kampt met ernstige gezondheidsproblemen die in zijn beleving zijn leven in Curaçao uitzichtloos maakten waardoor hij zich daardoor genoodzaakt voelde om cocaïne te smokkelen naar Nederland. Zodoende hoopte de verdachte mogelijkheden te creëren om zich in Nederland te laten behandelen voor zijn gezondheidsproblemen.
Het hof zal in de strafmaat in grotere mate rekening houden met deze persoonlijke omstandigheden dan de advocaat-generaal en de politierechter hebben gedaan en acht, alles afwegende, een lagere gevangenisstraf passend en geboden. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden en in de levensloop van de verdachte, die naar eigen zeggen ook op de Dominicaanse Republiek een gevangenisstraf van 10 jaar wegens drugssmokkel heeft uitgezeten, geen aanleiding om ook een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, nu het hof niet aannemelijk acht dat daarin voor hem een prikkel zal zijn gelegen zich van nieuwe strafbare feiten te onthouden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. W.H. van Benthem, in tegenwoordigheid van
mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2015.
=========================================================================
[....]