ECLI:NL:GHAMS:2015:1878

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
23-001108-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging van zijn ex-vriendin, waarbij hij haar stelselmatig had lastiggevallen door haar veelvuldig te bellen en berichten te sturen, ondanks haar verzoek om geen contact meer te hebben. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof kwam tot een andere conclusie. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging, en dat zijn gedragingen in de bewezen verklaarde periode stelselmatig waren. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met het slachtoffer en het volgen van aanwijzingen van de reclassering. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-001108-14
datum uitspraak: 7 mei 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 maart 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-660394-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2012 tot en met 30 september 2012 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] op diverse dagen en tijdstippen tegen haar wil veelvuldig, althans meermalen gebeld en/of sms-berichten gestuurd en/of e-mailberichten gestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bespreking verweer raadsman

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort samengevat – aangevoerd dat in de gedragingen van de verdachte het minimum vereiste van stelselmatigheid ontbreekt. Er was sprake van een beperkt aantal berichten en telefooncontacten, waarbij het voor de verdachte onvoldoende duidelijk was dat zijn gedrag ongewenst was. Aldus is niet voldaan aan het minimum vereiste van stelselmatigheid zodat hij van het tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat aangeefster [slachtoffer] aan de verdachte schriftelijk heeft medegedeeld dat zij niets meer met hem te maken wilde hebben. Niettemin heeft de verdachte in de bewezenverklaarde periode, aangeefster veelvuldig gebeld en haar sms-berichten en e-mail berichten gezonden, waarvan de inhoud, naar de verdachte ook zelf ter zitting heeft toegegeven, in een aantal gevallen als dreigend kan worden aangemerkt.
In de bewezen verklaarde periode waren de gedragingen van de verdachte wat betreft aard, duur, frequentie en intensiteit zodanig dat het hof deze als stelselmatig aanmerkt. Door zijn gedrag heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer].

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 28 september 2012 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] op diverse dagen en tijdstippen tegen haar wil veelvuldig gebeld en sms-berichten gestuurd en e-mailberichten gestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd voor de duur van drie jaren en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer].
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden, te weten: een contactverbod met het slachtoffer en het zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van [slachtoffer], zijn ex-vriendin. Ondanks dat voornoemde [slachtoffer] aan de verdachte te kennen heeft gegeven met rust gelaten te willen worden, heeft dit de verdachte er niet van weerhouden stelselmatig inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Door op deze wijze te handelen en met de inhoud van zijn berichten heeft de verdachte het slachtoffer onder meer vrees aangejaagd. Dit hof ziet dit als een ernstig feit en rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 april 2015 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard baat te hebben bij enige ondersteuning op het gebied van wonen en werk. Het hof acht het van belang dat de verdachte, mede na het meemaken van een zware periode in detentie in verband met een andere strafzaak, deze steun geboden wordt. Hoewel de verdachte heeft aangegeven geen fiducie te hebben in begeleiding door de reclassering acht het hof dit toch de geëigende instelling om de verdachte te helpen geen nieuwe strafbare feiten te plegen, waarbij zal zijn inbegrepen het bieden van de juiste psychologische ondersteuning. Daarnaast acht het hof het van belang dat de verdachte geen enkel contact met aangeefster [slachtoffer] zal hebben, zodat het gevorderde contactverbod eveneens als bijzondere voorwaarde zal worden toegewezen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden van na te melden duur en aard passend en geboden. Het hof komt tot lagere straffen dan gevorderd, gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en het feit dat de verdachte ten aanzien van dit feit
first offenderis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De verwijzing naar de slachtofferverklaring en de smartengeldgids is onvoldoende om in onderhavige procedure vast te kunnen stellen wat de gevolgen voor de benadeelde partij zijn geweest van de belaging in de bewezenverklaarde periode. Het zou een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren als dit, zonder verdere onderbouwing van de zijde van de benadeelde partij, ambtshalve zou moeten worden vastgesteld.
De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, ook als de aanwijzingen inhouden dat de veroordeelde zich onder behandeling van De Waag zal stellen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer]. Hierbij wordt aan de reclassering opdracht gegeven hulp en steun aan de verdachte te bieden bij de naleving van de voorwaarden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. R.A.F. Gerding en mr. J.K.M. Gevers, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 mei 2015.
mr. J.K.M. Gevers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[......]