ECLI:NL:GHAMS:2015:1906

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
200.137.822-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vragen over inbewaringstelling en schadevergoeding in het kader van de Wet BOPZ

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2015, gaat het om een hoger beroep van de gemeente tegen een eerdere beschikking. De zaak betreft de toepassing van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) en de vraag of de inbewaringstelling van een persoon op basis van een geneeskundige verklaring van een arts, die geen psychiater is, rechtmatig was. De gemeente heeft een last tot inbewaringstelling afgegeven, maar er is discussie over de tijdigheid van het onderzoek door een psychiater na de arrestatie. Het hof heeft eerder op 17 februari 2015 een tussenbeschikking gegeven en heeft nu prejudiciële vragen geformuleerd aan de Hoge Raad. De vragen betreffen de interpretatie van de term 'immediately after the arrest' en de aansprakelijkheid voor schadevergoeding in het geval van onrechtmatige inbewaringstelling. De gemeente en de geïntimeerde hebben geen opmerkingen gemaakt over de voorgestelde vragen. Het hof heeft besloten om de Hoge Raad te verzoeken deze vragen te beantwoorden, waarbij het belang van een tijdige psychiatrische beoordeling centraal staat. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de griffier is belast met het verzenden van de benodigde stukken naar de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 19 mei 2015
Zaaknummer: 200.137.822/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 2024226 / FA RK 13-2101
Beschikking van de meervoudige familiekamer
in de zaak in hoger beroep van:
de gemeente […],
zetelend te […],
appellante,
advocaat: mr. D.J. de Jongh te Amsterdam,
tegen
[…],
wonende te […]
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.J. Perrels te Hoofddorp.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna wederom respectievelijk de gemeente en [x] genoemd.
1.2.
Het hof heeft op 17 februari 2015 een tussenbeschikking gegeven. Voor het procesverloop tot die datum wordt verwezen naar die beschikking.
1.3.
[x] heeft op 4 maart 2015 een bericht aan het hof gezonden.
1.4.
De gemeente heeft op 10 maart 2015 een bericht aan het hof gezonden.

2.Verdere beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Bij genoemde tussenbeschikking zijn de gemeente en [x] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de voorgestelde aan de Hoge Raad te stellen prejudiciële vragen. Beide partijen hebben – elk voor zich – bericht geen op- of aanmerkingen te hebben ten aanzien van de door het hof voorgestelde vragen.
4.2.
Er zal derhalve als na te melden worden beslist.
4.3.
De griffier zal onverwijld een afschrift van deze beslissing alsmede van de tussenbeschikking van 17 februari 2015 aan de Hoge Raad zenden.
4.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
verzoekt de Hoge Raad om bij wijze van prejudiciële beslissing de volgende rechtsvragen te beantwoorden:

1. Is aan het vereiste dat de door de burgemeester afgegeven last onrechtmatig was voldaan indien vaststaat dat degene ten aanzien van wie een last tot inbewaringstelling is afgegeven op basis van een geneeskundige verklaring van een arts, niet zijnde een psychiater, niet ‘immediately after the arrest’ alsnog is onderzocht door een psychiater?

2. Komt de in artikel 28 Wet BOPZ genoemde schadevergoeding (in alle gevallen) ten laste van de burgemeester, althans de gemeente, ook indien de feiten en omstandigheden die tot het oordeel leiden dat de gegeven last onrechtmatig was als bedoeld in dat artikel buiten de invloedssfeer liggen van de burgemeester?

3. Indien vraag 1 bevestigend moet worden beantwoord, is het uitgangspunt juist dat aan het vereiste ‘immediately after the arrest’ is voldaan indien degene ten aanzien van wie een last tot inbewaringstelling is afgegeven binnen zes daglichturen als bedoeld in de beschikking waarvan beroep is onderzocht door een psychiater? Of geldt een kortere dan wel langere termijn?;
bepaalt dat de griffier onverwijld een afschrift van deze beschikking alsmede van de tussenbeschikking van 17 februari 20115 zendt aan de griffier van de Hoge Raad, Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage;
bepaalt dat de griffier afschriften van de andere op de procedure betrekking hebbende stukken op diens verzoek aan de griffier van de Hoge Raad zendt;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M. Wigleven en mr. W.K. van Duren in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Lok als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2015