Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een uitkering tot levensonderhoud van € 128,- per maand voor de vrouw was vastgesteld. De man stelt dat hij door zijn nieuwe gezinssituatie niet langer in staat is deze uitkering te betalen. Hij voert aan dat zijn echtgenote, die de zorg heeft voor hun drie jonge kinderen, geen verdiencapaciteit heeft en dat zijn onderhoudsplicht jegens de kinderen voorop staat. De vrouw bestrijdt deze stellingen en stelt dat de rechtbank de draagkracht van de man correct heeft berekend. Het hof oordeelt dat de echtgenote van de man, gezien haar zorg voor de kinderen en het gebrek aan een arbeidsverleden, geen verdiencapaciteit kan worden toegerekend. Het hof past een draagkrachtpercentage van 45 toe en komt tot de conclusie dat de man slechts € 5,- per maand kan betalen aan de vrouw. Uiteindelijk wordt de uitkering vastgesteld op € 15,- per drie maanden, met terugwerkende kracht tot de datum van indiening van het verzoekschrift van de man.