4.4.Het hof overweegt als volgt. [zoon] is [in] 2012 meerderjarig geworden. Nu blijkens de beschikking van de rechtbank van 16 oktober 2013 het inleidend verzoek ter griffie is ingekomen op 10 december 2012, is voldaan aan het vereiste van artikel 1:228 lid 1, aanhef en onder a. BW dat [zoon] op de dag van het eerste verzoek minderjarig was.
De vader spreekt het verzoek van [x] tegen in de zin van artikel 1:228 lid 1 onder d BW.
[x] voert allereerst aan dat de vader hiermee misbruik van zijn bevoegdheid tot tegenspraak maakt, zodat om die reden reeds aan die tegenspraak voorbij zou moeten worden gegaan (vgl. HR 21 februari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1487). Zoals het hof evenwel hierna nog nader zal overwegen, is de vader in het verleden, zij het beperkt, bij [zoon] betrokken geweest. Daar komt bij dat adoptie verstrekkende gevolgen heeft voor de familierechtelijke betrekkingen tussen de vader en [zoon]. Anders dan [x] is het hof dan ook van oordeel dat de vader een rechtens te respecteren belang heeft bij de uitoefening van zijn bevoegdheid het verzoek tot adoptie tegen te spreken. De stelling dat de vader daarmee slechts de bedoeling heeft de moeder en [zoon] te schaden, heeft [x], in het licht van de betwisting daarvan door de vader, onvoldoende onderbouwd. Aan de tegenspraak van de vader kan niet op deze grond voorbij worden gegaan.
Op grond van artikel 1:228 lid 2, aanhef en onder a BW kan voorts aan de tegenspraak van de vader voorbij worden gegaan indien komt vast te staan dat de vader en [zoon] niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd. Uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep leidt het hof af dat van dit laatste sprake is, aangezien de vader ter zitting desgevraagd heeft verklaard nooit te hebben samengewoond met [zoon] en de moeder. Aan de orde is dus of het hof aan zijn tegenspraak voorbij gaat, zoals [x] bepleit.
Blijkens de wetsgeschiedenis is bij de toepassing van artikel 1:228 lid 2 BW uitgangspunt dat slechts in een beperkt aantal gevallen aan de tegenspraak van een ouder voorbij kan worden gegaan. De wetgever heeft de rechter enige beoordelingsruimte willen geven door de mogelijkheid te bieden van een afweging van het belang van de instandhouding van de band van het kind met zijn oorspronkelijke ouder(s) en het belang van de juridische bevestiging van de band tussen het kind en adoptant. Het dient dan gevallen te betreffen waarin een band tussen ouder en kind ontbreekt.
Het hof overweegt hierover als volgt. [x] is al jarenlang, in tegenstelling tot de vader, een vaderfiguur voor [zoon]. Het is zonder meer begrijpelijk dat hij die positie wil formaliseren. Volgens [x] en de moeder is dit ook de uitdrukkelijke wens van [zoon]. De vader betwist dit en betwist voorts dat [zoon] in staat is hierover zijn wil op te maken. Het hof zal in het navolgende evenwel veronderstellenderwijs ervan uitgaan dat het verzoek van [x] de instemming van [zoon] heeft en dat [zoon] in staat is zijn wil omtrent die instemming te bepalen.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, is naar het oordeel van het hof onvoldoende weersproken dat de vader in de eerste jaren van het leven van [zoon] wel een rol van betekenis heeft gespeeld. Zo is in ieder geval komen vast te staan dat de vader in die periode op bezoek kwam bij [zoon] en de moeder, af en toe een kaartje stuurde en de vader met de moeder en [zoon] op reis is geweest naar Amerika toen [zoon] zeven jaar oud was, in verband met therapiemogelijkheden aldaar, wat er ook zij van de omstandigheden waaronder die reis plaatsvond. Voorts heeft de vader [zoon] ruim een jaar na zijn geboorte erkend. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat een band tussen de vader en [zoon] (volledig) ontbreekt. Daar komt nog bij dat hetgeen [x] en de moeder willen bereiken, namelijk continuïteit in de verzorging van [zoon], eveneens, in elk geval grotendeels, kan worden bereikt door andere juridische middelen dan adoptie, zoals bijvoorbeeld het doen instellen van een beschermingsbewind en/of een mentoraat over [zoon], die immers thans meerderjarig is. Het is naar het oordeel van het hof dan ook niet zo dat het belang van [zoon] op deze grond adoptie door [x] vergt.
Alles afwegend ziet het hof onvoldoende aanleiding de uitzonderingsmogelijkheid van artikel 1:228 lid 2 onder a BW toe te passen. De gestelde omstandigheid dat die adoptie de uitdrukkelijke wens is van [zoon], maakt dit niet anders. Ter zitting is de vraag aan de orde gekomen of het hof een onderzoek zal instellen naar de vraag wat in dezen de wens van [zoon] is. Gelet op het voorgaande, zal het hof daartoe niet overgaan.
Het hof zal niet aan de tegenspraak van de vader voorbij gaan. De andere in artikel 1:228 lid 2 BW genoemde gronden om aan de tegenspraak van een ouder voorbij te gaan, doen zich niet voor. Dit leidt tot de conclusie dat aan de voorwaarde voor adoptie, zoals neergelegd in artikel 1:228 lid 1 onder d BW niet is voldaan, zodat reeds hierom de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
Bij deze stand van zaken kunnen de overige voorwaarden voor adoptie uit artikel 1:227 en 1:228 BW onbesproken blijven, waaronder de vraag of [zoon] nog iets van de vader in zijn hoedanigheid als ouder te verwachten heeft. Het hof overweegt hieromtrent echter ten overvloede het volgende. Hoewel op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet valt vast te stellen wat [zoon] van de vader te verwachten heeft, hetgeen ook mede wordt veroorzaakt door de houding van de moeder ten opzichte van betrokkenheid van de vader, is ter zitting gebleken dat de vader en zijn partner ervaring hebben met de begeleiding van kinderen met autisme. Derhalve valt niet uit te sluiten dat [zoon] wel degelijk iets van hem te verwachten heeft.
[x] heeft ter zitting nog aangevoerd dat, op voet van artikel 21 en artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, bij de toepassing van de bepalingen inzake adoptie het belang van het kind de voornaamste overweging dient te zijn. Gezien de uitkomst van de hiervoor verrichte belangenafweging leidt deze stelling niet tot een ander oordeel, waarbij het hof nog daarlaat dat [zoon] inmiddels meerderjarig is.