Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 1komt [appellante] op tegen de overweging van de kantonrechter dat, door ondertekening van het Dexia-aanbod, sprake is van een vaststellingsovereenkomst tussen [A] en Dexia. Volgens [appellante] is er geen uitvoering gegeven aan het Dexia Aanbod nu alle leaseovereenkomsten zijn beëindigd vanwege een betalingsachterstand en er voor geen enkele leaseovereenkomst enige regeling is getroffen die afwijkt van de financiële gevolgen zoals die uit de oorspronkelijke overeenkomsten voortvloeide. Er is, aldus [appellante], geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] geen belang bij deze grief. In deze procedure is immers aan de orde de vraag of [appellante] de door [A] gesloten leaseovereenkomsten tijdig heeft vernietigd. Volgens vaste jurisprudentie van dit hof gaat de afnemer van een effectenleaseovereenkomst door ondertekening van het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” met Dexia de “Overeenkomst Dexia Aanbod” aan. Dit is een vaststellingsovereenkomst. Als de andere echtgenoot (in casu [appellante]) het Dexia Aanbod niet heeft ondertekend en dus niet de vaststellingsovereenkomst is aangegaan, heeft hij jegens Dexia geen afstand gedaan van de vernietigingsbevoegdheid. Aldus heeft [appellante] haar vernietigingsbevoegdheid, zoals die in deze procedure aan de orde is, behouden.
grieven 2 tot en met 5lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Uit het voorgaande blijkt dat [appellante] haar recht heeft behouden om op grond van artikel 1:89 lid 1 BW de leaseovereenkomsten te vernietigen, omdat zij voor het aangaan daarvan door [A] geen schriftelijke toestemming heeft gegeven. Uit artikel 3:52, eerste lid, aanhef en onder d, BW in samenhang met artikel 1:89, eerste lid, BW volgt dat de rechtsvordering tot vernietiging van een overeenkomst wegens het ontbreken van de krachtens artikel 1:88 BW vereiste toestemming verjaart na drie jaren, gerekend vanaf het moment waarop deze bevoegdheid tot vernietiging aan de echtgenoot van wie de toestemming was vereist, ten dienste is komen te staan. Ingevolge artikel 3:52, tweede lid, BW kan, na verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging een overeenkomst niet meer op dezelfde vernietigingsgrond buitengerechtelijk worden vernietigd.
3.10 Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat de rechtsvordering van [appellante], tot vernietiging van de leaseovereenkomsten, is verjaard, ook indien niet wordt uitgegaan van een bewijsvermoeden.