In de door partijen op 22 december 2006 overeengekomen partnerschapsvoorwaarden zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
[…]
Artikel 1
Tussen de geregistreerde partners bestaat een beperkte gemeenschap van goederen,
waartoe behoren:
1. de volle eigendom van de woning met erf en tuin, staande en gelegen te [A] ,
[adres a] [...]
2. de volle eigendom van de woning met erf en tuin, staande en gelegen te [B] ,
[adres b] [...]
en de schuld(en) waarvoor deze registergoederen hypothecair werden of, na het aangaan deze partnerschapsvoorwaarden, worden verbonden.
In geval van realisering van vermogensbestanddelen behorende tot de beperkte gemeenschap van goederen, behoren de opbrengst en/of de wederbelegging daarvan eveneens tot die gemeenschap; hetzelfde geldt voor de schuld(en) onder hypothecair verband van registergoederen die na de inwerkingtreding van de partnerschapsvoorwaarden tot de gemeenschap zijn gaan behoren.
De comparanten sub 1 en 2 zijn ieder voor het één/tweede gedeelte in de hiervoor bedoelde beperkte gemeenschap van goederen gerechtigd.
[…]
Artikel 3
1. Onder netto-inkomen wordt in deze voorwaarden van geregistreerd partnerschap verstaan het besteedbaar inkomen na betaling van belasting, premies sociale verzekeringen en de kosten die redelijkerwijs gemaakt moeten worden voor de verwerving van het inkomen.
Premies en koopsommen voor een oudedagsvoorziening en pensioenpremies komen slechts in mindering op het inkomen indien en voorzover de partners zijn overeengekomen deze voorzieningen en pensioenrechten te verrekenen dan wel te verevenen.
[...]
3. Ingeval een partner inkomen heeft in de vorm van winst uit onderneming of resultaat uit een werkzaamheid, dienen de partners, naar normen die in het maatschappelijk verkeer als redelijk worden beschouwd, vast te stellen welk gedeelte van de winst of het resultaat voor onttrekking aan de onderneming of hetgeen als onderneming worden aangemerkt in aanmerking komt en aldus inkomen is als hiervoor bedoeld.
[...]
4. Onder inkomen worden tevens begrepen de werkelijke inkomsten uit vermogen zoals rente, huur- en pachtopbrengsten en voordelen uit effecten. Deze inkomsten worden verminderd met:
a. de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten;
b. de belasting over de rendementsgrondslag, voor zover deze is toe te rekenen aan de vermogensbestanddelen die de voordelen hebben opgeleverd, verminderd met de op die vermogensbestanddelen betrekking hebbende schulden.
[...]
5. [...]
Op het inkomen wordt in mindering gebracht hetgeen een partner aan kosten van levensonderhoud moet uitkeren aan kinderen die niet tot het gezin behoren.
Artikel 4
1. De kosten der gemeenschappelijke huishouding [...] worden door de partners gedragen naar evenredigheid van hun netto-inkomens.
Voor zover die inkomens ontoereikend zijn, komen die kosten ten laste van de vermogens, naar evenredigheid van die vermogens. Een en ander geldt niet, voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
2. Het vorderingsrecht van de ene partner jegens de andere ter zake van het dragen in de kosten der huishouding of een belastingschuld, vervalt bij het einde van het derde kalenderjaar volgende op het jaar waarin die kosten zijn voldaan.
Artikel 5
[…]
2. Bestaat tussen de partners een geschil aan wie van hen beiden een recht aan toonder of een zaak die geen registergoed is toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan geldt het vermoeden dat het goed aan ieder der partners voor de helft toebehoort.
[…]
Artikel 6
Premies van levens- en ongevallenverzekering worden niet beschouwd als kosten der huishouding; deze zijn een persoonlijke schuld van de partner die begunstigde is, en blijven
buiten iedere verrekening.
[...]
Artikel 7
1. De partners zijn verplicht om jaarlijks te verrekenen hetgeen van hun netto-inkomen resteert, nadat daarop de bijdrage in de kosten van de huishouding in mindering is gebracht. Bij deze verrekening komt ieder de helft van het gezamenlijk bespaarde bedrag toe.
Deze samenvoeging en verdeling vindt niet plaats:
a. over perioden dat er, anders dan in onderling overleg, geen gemeenschappelijke huishouding is;
[…]
2. Voor zover de verrekening niet is uitgevoerd, blijft de verrekeningsvordering in stand. De
verrekening heeft ook betrekking op het saldo van vermogensvermeerdering en vermindering, ontstaan door belegging van niet verrekend gespaard inkomen, naar rato van de eigen investeringen. De vordering tot verrekening moet worden ingesteld binnen drie jaar na de beëindiging of de ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
3. Indien de op grond van het hiervoor sub 1 bepaalde tot uitkering verplichte partner een bedrijf of beroep uitoefent en het uit te keren bedrag zou moeten worden onttrokken aan het bedrijfs- of beroepsvermogen, zal, voor het geval een dergelijke onttrekking in het belang van
bedoeld bedrijf of beroep niet verantwoord is, de uitkering eerst behoeven plaats te vinden zodra de betrokken partner daartoe anderszins in staat is casu quo de uitkering uit bedoeld vermogen als verantwoord kan worden aangemerkt.
Voor het geval de partners van inzicht verschillen omtrent het in de vorige alinea bepaalde, zal een hen bindende beslissing worden genomen door een door hen in onderling overleg of, indien zij het niet eens kunnen worden, door de kantonrechter van hun gemeenschappelijke woonplaats, casu quo laatste gemeenschappelijke woonplaats te benoemen deskundige. Deze deskundige zal oordelen naar recht en billijkheid, met in aanmerking neming van de bijzondere verhoudingen tussen partners en zonder aan de strikte regels van het recht te zijn gebonden. De deskundige bepaalt voor wiens rekening de door hem gedeclareerde kosten zijn.
[...]