Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil in hoger beroep
begeleideregeling als voormeld.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De ouders van de minderjarige, die sinds juni 2013 bij de grootmoeder verblijft, hebben op 12 januari 2015 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter. De ouders hebben op 6 maart 2015 een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. De zaak is op 20 mei 2015 behandeld ter zitting, waar vertegenwoordigers van JBRA, de ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is geboren in 2012 en is onder toezicht gesteld door de kinderrechter. De ouders zijn ontheven uit het gezag over de minderjarige. JBRA heeft een omgangsregeling vastgesteld, maar de ouders hebben verzocht om deze regeling te wijzigen. De ouders willen dat de omgangsregeling wordt uitgebreid, terwijl JBRA stelt dat de omgang voor de minderjarige niet zonder spanning verloopt en dat de frequentie van de omgang moet worden aangepast.
Het hof heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat JBRA ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof heeft overwogen dat de omgangsregeling tussen de ouders en de minderjarige moet worden vastgesteld in het belang van de minderjarige. Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders niet goed hebben meegewerkt aan de eerder bepaalde omgangsregeling en dat de psychische gesteldheid van de ouders een rol speelt in de omgang. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze een omgangsregeling bevatte en bepaald dat de ouders en de minderjarige eenmaal per twee weken gedurende anderhalf uur onder begeleiding van JBRA omgang met elkaar mogen hebben.