In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van ontucht met een vrouw die zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond. De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van de vrouw tot seksuele handelingen door middel van geweld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 juli 2015 is het hof tot de conclusie gekomen dat de vrouw, hoewel zij alcohol had gedronken, niet in relevante mate onder invloed was om haar wil niet kenbaar te maken of weerstand te bieden tegen de seksuele avances van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de wisselende verklaringen van de vrouw niet voldoende bewijs opleverden voor de beschuldigingen. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de benadeelde partij gelast.