ECLI:NL:GHAMS:2015:3323

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2015
Zaaknummer
23-002393-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in megazaak Yellowstone wegens gebrek aan bewijs voor betrokkenheid bij brandstichting

In de zaak van de megazaak Yellowstone heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van betrokkenheid bij een poging tot brandstichting in zijn woning op 4 mei 2009. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzetten van een plan om brand te stichten, het aanbrengen van brandbare stoffen en het geven van opdrachten aan anderen om brand te stichten. Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden tussen mei en augustus 2015, is het hof tot de conclusie gekomen dat er geen direct bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting. De verklaringen van medeverdachten en getuigen waren onvoldoende om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft vastgesteld dat de brandpoging op 4 mei 2009 niet succesvol was, omdat het mengsel van benzinedamp en lucht te rijk was om te ontbranden. Gezien het gebrek aan bewijs heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet schuldig is aan de poging tot brandstichting, en dat de overige verweren van de verdediging geen verdere bespreking behoeven.

Uitspraak

parketnummer: 23-002393-13
datum uitspraak: 17 augustus 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-997022-11 tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 en 20 mei 2014, 13 november 2014 en 15, 16, 18, 22, 23, 25, 29 en 30 juni 2015, 2, 6 en 7 juli 2015
en 4 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - na de wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 23 juni 2015 - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 4 mei 2009 te Huissen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan [adres] , althans een gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning, en/of (een deel van) de inboedel van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een plan heeft opgevat/gemaakt om brand te stichten in die woning, en/of
- zich een toegang tot eerdergenoemde woning heeft verschaft en/of
- een (plastic) fles en/of een (plastic) oliecontainer met daarin een hoeveelheid kerosine en/of ethanol en/of benzine, althans (een) brandbare stof(fen), in welke fles en/of oliecontainer (een) slagpijpje(s), althans een explosief en/of brandbaar voorwerp, was aangebracht, in de keuken en/of de woonkamer van die woning heeft geplaatst en/of
- eerdergenoemd(e) slagpijpje(s) middels slagdraad heeft verbonden met een tijdschakelaar en/of
- eerdergenoemde tijdschakelaar op een bepaald tijdstip heeft ingesteld, waarna eerdergenoemd(e) slagpijpje(s) zijn ontploft en/of ontbrandt;
subsidiair:
[S.A] en/of een of meer anderen op of omstreeks 4 mei 2009 te Huissen ter uitvoering van het door hem en/of hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan [adres] , althans een gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning, en/of (een deel van) de inboedel van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een plan heeft opgevat/gemaakt om brand te stichten in die woning, en/of
- zich een toegang tot eerdergenoemde woning heeft verschaft en/of
- een (plastic) fles en/of een (plastic) oliecontainer met daarin een hoeveelheid kerosine en/of ethanol en/of benzine, althans (een) brandbare stof(fen), in welke fles en/of oliecontainer (een) slagpijpje(s), althans een explosief en/of brandbaar voorwerp, was aangebracht, in de keuken en/of woonkamer van die woning heeft geplaatst en/of
- eerdergenoemde slagpijpje(s) middels slagdraad heeft verbonden met een tijdschakelaar en/of
- eerdergenoemde tijdschakelaar op een bepaald tijdstip heeft ingesteld, waarna eerdergenoemde slagpijpje(s) zijn ontploft en ontbrandt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 september 2008 tot 4 mei 2009 te Huissen en/of/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet door tussenkomst van een of meer anderen, door giften en/of beloften en/of door misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s):
- het plan opgevat en/of besproken en/of een besluit genomen om brand te laten stichten in een woning gelegen aan [adres] , en/of
- opdracht en/of inlichtingen gegeven aan [K.S.] en/of een of meer anderen om brand te stichten in die woning gelegen aan [adres] en/of
- ( adres)gegevens van de woning gelegen aan [adres] gegeven aan [K.S.] en/of een of meer anderen en/of
- inlichtingen verstrekt aan een of meer anderen over het geschikte tijdstip wanneer de brand gesticht kon worden (op een donderdag en/of niet overdag en/of maar ‘s avonds vóór 22.00 uur) en/of over wanneer niemand aanwezig zou zijn in het pand aan [adres] ;
meer subsidiair:
[S.A] en/of een of meer anderen op of omstreeks 4 mei 2009 te Huissen ter uitvoering van het door hem en/of hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan [adres] , althans een gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning, en/of (een deel van) de inboedel van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een plan heeft opgevat/gemaakt om brand te stichten in die woning, en/of
- zich een toegang tot eerdergenoemde woning heeft verschaft en/of
- een (plastic) fles en/of een (plastic) oliecontainer met daarin een hoeveelheid kerosine en/of ethanol en/of benzine, althans (een) brandbare stof(fen), in welke fles en/of oliecontainer (een) slagpijpje(s), althans een explosief en/of brandbaar voorwerp, was aangebracht, in de keuken en/of woonkamer van die woning heeft geplaatst en/of
- eerdergenoemde slagpijpje(s) middels slagdraad heeft verbonden met een tijdschakelaar en/of
- eerdergenoemde tijdschakelaar op een bepaald tijdstip heeft ingesteld, waarna eerdergenoemde slagpijpje(s) zijn ontploft en ontbrandt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 september 2008 tot en met 4 mei 2009 te Huissen en/of/althans (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s):
- het plan opgevat en/of besproken en/of een besluit genomen om brand te laten stichten in een woning gelegen aan [adres] , en/of
- opdracht en/of inlichtingen gegeven aan [K.S.] en/of een of meer anderen om brand te stichten in die woning gelegen aan [adres] en/of
- ( adres)gegevens van de woning gelegen aan [adres] gegeven aan [K.S.] en/of een of meer anderen/of
- inlichtingen verstrekt aan [K.S.] en/of een of meer anderen over het geschikte tijdstip wanneer de brand gesticht kon worden (op een donderdag en/of niet overdag en/of maar ‘s avonds vóór 22.00 uur) en/of over wanneer niemand aanwezig zou zijn in het pand aan [adres] .

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat de rechtbank - gelet op de in hoger beroep toegelaten wijziging van de tenlastelegging - niet op de grondslag van de tenlastelegging zoals die thans aan de orde is, heeft beslist.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.

Vrijspraak

Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof af dat op 4 mei 2009 is gepoogd brand te stichten in de woning die eigendom was van de verdachte, op het [adres] . Daarbij is gebruik gemaakt van een plastic fles gevuld met kerosine en ethanol, die met een constructie van slagpijpjes via een tijdschakelaar en een verlengsnoer met het elektriciteitsnet was verbonden. Uit onderzoek is gebleken dat er geen ontbranding heeft plaatsgevonden omdat het benzinedamp-luchtmengsel te rijk was om op die wijze te worden aangestoken.
Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte van het primair ten laste gelegde, het medeplegen van de poging tot brandstichting, zal worden vrijgesproken. Met het openbaar ministerie en met de verdediging acht het hof niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Het openbaar ministerie acht, onder verwijzing naar de verklaringen van de medeverdachten [K.S.] , [R.T.] en [R.Z.] , in samenhang bezien met het door [R.Z.] opgenomen gesprek tussen [K.S.] en [R.Z.] , bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde uitlokking van de poging tot brandstichting op de woning in Huissen.
Het hof is, anders dan het openbaar ministerie, van oordeel dat de bewijsmiddelen een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde niet kunnen dragen. Ook het meer subsidiair ten laste gelegde, medeplichtigheid aan de poging tot brandstichting, acht het hof niet bewezen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verklaringen van [R.Z.] , die bekend heeft tot de brandstichting opdracht te hebben gegeven, houden in dat deze in januari 2006 een kort gesprek heeft gevoerd met de verdachte en dat de verdachte hem toen heeft gevraagd een ‘klusje’ voor hem te doen. Niet is gebleken dat toen over brandstichting is gesproken. De woning was toen ook nog niet eigendom van de verdachte. [R.Z.] heeft verklaard dat [K.S.] , die met de verdachte bevriend was, ongeveer anderhalf jaar later aan [R.Z.] heeft verteld dat de verdachte aan [K.S.] had gevraagd om zijn, verdachtes, huis in brand te laten steken, waarna [R.Z.] een opdracht tot brandstichting aan [R.T.] heeft gegeven, en [R.Z.] ook met [R.T.] een voorverkenning heeft gedaan. [R.T.] heeft bevestigd dat [R.Z.] hem voornoemde opdracht tot brandstichting heeft gegeven.. Nadat [R.T.] door de politie is aangehouden in verband met een andere kwestie, heeft [R.Z.] de opdracht aan iemand anders, [S.A] , gegeven, die uiteindelijk op 4 mei 2009 heeft geprobeerd om brand te stichten in de woning van de verdachte. [K.S.] heeft ter terechtzitting in hoger beroep als getuige verklaard dat de verdachte nooit tegen hem heeft gezegd dat hij wenste dat zijn woning in brand zou worden gestoken.
Uit het voorgaande komt naar voren dat van enig direct bewijs dat redengevend kan zijn voor de betrokkenheid (op welke wijze dan ook) van de verdachte bij de (poging tot) brandstichting in diens woning op 4 mei 2009 niet blijkt. De enkele omstandigheid dat [R.Z.] heeft verklaard dat [K.S.] hem destijds heeft gezegd dat de brandstichting op verzoek van de verdachte zou moeten plaatsvinden is - zeker nu één en ander door [K.S.] wordt ontkend - niet voldoende.
Ook uit de bestanden op de op 7 juli 2011 in de woning van [R.Z.] aangetroffen USB-stick (‘emrat.mp3’, ‘emrat2.mp3’ en ‘restant emrat.mp3’) blijkt niet van een dergelijke rol van de verdachte. Gebleken is dat die bestanden een geluidsopname bevatten van telkens hetzelfde gesprek, waaraan [R.Z.] en [K.S.] deelnemen. Hoewel in dit gesprek wordt gesproken over de verdachte én over het ‘in de hens’ steken van een woning, is hieruit niet af te leiden dat de verdachte bij die (opdracht tot) brandstichting op enigerlei wijze is betrokken.
Nu het dossier niets inhoudt op basis waarvan de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit kan worden vastgesteld, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan en zal het hof de verdachte vrijspreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Gelet op de beslissing van het hof om de verdachte vrij te spreken, behoeven de overige door de raadsman gevoerde verweren geen bespreking, nu daarbij geen belang meer is.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. G. Oldekamp en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 augustus 2015.