Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.1.1 [F]
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de minister van Economische Zaken. De zaak betreft een uitnodiging tot betaling van antidumpingrechten die door de minister was opgelegd. De minister had een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt op 1 juli 2009 voor een bedrag aan definitieve antidumpingrechten, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep bij het Hof werd ingediend op 16 juli 2013.
Het Hof heeft vastgesteld dat de minister niet aannemelijk heeft gemaakt dat het handelen van belanghebbende gericht was op ontduiking van de rechten bij invoer. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de douaneschuld terecht was vastgesteld, maar het Hof oordeelt dat de UTB niet tijdig is uitgereikt, omdat de reguliere termijn van drie jaar was verstreken. De minister had de termijn van vijf jaar willen toepassen, maar het Hof concludeert dat de minister niet heeft aangetoond dat belanghebbende opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt. De douaneschuld is door verjaring teniet gegaan, en het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank, verklaart het beroep gegrond en vernietigt de UTB.
De uitspraak heeft ook gevolgen voor de proceskosten, waarbij de minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.672. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na de verzenddatum.