Op 4 september 2015 heeft mr. G. Ris, advocaat te Dordrecht, een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren mr. C. van Nievelt, mr. C.M. Warnaar en mr. K.T.J.M. Pijls-Olde Scheper van het gerechtshof Den Haag. Dit verzoek werd ingediend naar aanleiding van een telefonische mededeling van de griffie van het gerechtshof Den Haag, waarin werd aangegeven dat de voorlopige voorziening met nummer F.200.168.147/02 op 16 september 2015 zou worden behandeld door de genoemde raadsheren. De wrakingsgronden waren gebaseerd op de schijn van vooringenomenheid, zowel in de samenstelling van de raadsheren als in de mogelijke betrokkenheid van een 'illegaal geheim genootschap'.
De wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft op 9 oktober 2015 de zaak behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling is verzoekster, mr. Ris, verschenen en heeft zij haar standpunten toegelicht aan de hand van schriftelijke verklaringen. De gewraakte raadsheren waren niet aanwezig. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. Het gestelde gebrek aan bepaalde persoonskenmerken van de raadsheren en de beschuldigingen van een geheim genootschap werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing werd genomen door de rechters D. Kingma, A.M. van Amsterdam en M.F.J.M. de Werd.