ECLI:NL:GHAMS:2015:4161

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
9 oktober 2015
Zaaknummer
200.176.675/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen raadsheren in civiele procedure

Op 4 september 2015 heeft mr. G. Ris, advocaat te Dordrecht, een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren mr. C. van Nievelt, mr. C.M. Warnaar en mr. K.T.J.M. Pijls-Olde Scheper van het gerechtshof Den Haag. Dit verzoek werd ingediend naar aanleiding van een telefonische mededeling van de griffie van het gerechtshof Den Haag, waarin werd aangegeven dat de voorlopige voorziening met nummer F.200.168.147/02 op 16 september 2015 zou worden behandeld door de genoemde raadsheren. De wrakingsgronden waren gebaseerd op de schijn van vooringenomenheid, zowel in de samenstelling van de raadsheren als in de mogelijke betrokkenheid van een 'illegaal geheim genootschap'.

De wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft op 9 oktober 2015 de zaak behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling is verzoekster, mr. Ris, verschenen en heeft zij haar standpunten toegelicht aan de hand van schriftelijke verklaringen. De gewraakte raadsheren waren niet aanwezig. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. Het gestelde gebrek aan bepaalde persoonskenmerken van de raadsheren en de beschuldigingen van een geheim genootschap werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing werd genomen door de rechters D. Kingma, A.M. van Amsterdam en M.F.J.M. de Werd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

zaaknummer : 200.176.675/01
parketnummer hoofdzaak : F.200.168.147/02
Beslissing van de wrakingskamer van 9 oktober 2015
inzake het op 4 september 2015 ingediende wrakingsverzoek van
[verzoekster]
advocaat: mr. G. Ris te Dordrecht.

1.Het geding

1.1
Op 4 september 2015 is ter griffie van het gerechtshof Den Haag een brief binnengekomen van mr. Ris, inhoudende een verzoek tot wraking van de raadsheren
mr. C. van Nievelt, mr. C.M. Warnaar en mr. K.T.J.M. Pijls-Olde Scheper.
1.2
Bij beslissing van de wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag van
8 september 2015 is de wrakingszaak ter verdere behandeling verwezen naar dit hof.
1.3
De raadsheren hebben niet berust in het wrakingsverzoek. Zij hebben in een brief van
24 september 2015 een schriftelijke reactie op het verzoek gegeven.
1.4
De mondelinge behandeling met gesloten deuren van het onderhavige verzoek is bepaald op 2 oktober 2015 om 11.00 uur. Verzoekster is daar in persoon verschenen.
Mr. Ris, die eveneens is verschenen, heeft ter zitting het woord gevoerd aan de hand van een op schrift gestelde verklaring van [[H.W]] en aan de hand van een deels op schrift gesteld pleidooi.
Tevens is verschenen genoemde [[H.W]] aan wie bijzondere toelating is verleend.
De raadsheren op wie het verzoek betrekking heeft, waren - met voorafgaande mededeling aan het Hof - ter zitting niet aanwezig.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Op 4 september 2015 om 12.00 uur heeft de griffie van het gerechtshof Den Haag telefonisch aan mr. Ris medegedeeld dat de voorlopige voorziening met nummer F.200.168.147/02 op 16 september 2015 om 12.00 uur zal worden behandeld door de raadsheren mr. C. van Nievelt, mr. C.M. Warnaar en mr. K.T.J.M. Pijls-Olde Scheper. Naar aanleiding van die mededeling heeft mr. Ris de genoemde raadsheren gewraakt.
2.2
Het hof begrijpt de wrakingsgronden, zoals weergegeven in het wrakingsverzoek van 4 september 2015 (en/of in de daarna ontvangen e-mailberichten van 11, 19, 21 (om 12.30 uur en om 16.12 uur) en 23 september 2015 en op 1 oktober 2015) - zakelijk weergegeven - aldus:
1. De schijn van vooringenomenheid bestaat in het voornemen (van de genoemde raadsheren) om in deze zaak te willen beslissen, derhalve in een team van raadsheren, dat (volgens het exact wetenschappelijke kader) evident onjuist is samengesteld. Kort gezegd ontbeert die samenstelling een open-minded raadsheer (door verzoeker onder verwijzing naar assessment psychologen en gedragswetenschappelijke inzichten aangemerkt als “gamma”) die voldoende kennis heeft van ‘het exact wetenschappelijk kader’ en het ‘dwangmatig karakter daarvan’ doorziet, en:
2. Voorts bestaat de schijn van vooringenomenheid er in dat voornoemde raadsheren voornemens zijn een zaak te behandelen terwijl onduidelijk is of het ‘illegale geheime genootschap’ (waarin buiten wetenschap van partijen informatie wordt uitgewisseld tussen de orde, de rechtbank, het hof, het arrondissementsparket en het ressortsparket) nog steeds bestaat.
2.3
De raadsheren hebben, kort gezegd, het volgende aangevoerd:
“Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waaruit de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Wij destilleren uit het wrakingsverzoek de volgende gronden:
  • Wij missen de vereiste persoonskenmerken om de zaak te kunnen behandelen.
  • Er is sprake van een geheimgenootschap, waarbij de president is betrokken, die buiten de behandeling om, informatie aan ons geeft.
Beide gronden zijn naar onze mening niet met concrete feiten of omstandigheden
onderbouwd.”

3.De beoordeling van het wrakingsverzoek

Op grond van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij, elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 37, eerste lid, Rv moet een verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend zijn geworden. Het tweede lid van dit artikel bepaalt onder meer dat dit verzoek gemotiveerd dient te geschieden.
Uitgangspunt bij de beoordeling van een wrakingsverzoek is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de in het onderhavige geval gewraakte raadsheren jegens verzoeker vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het gestelde gebrek aan bepaalde persoonskenmerken - wat daar overigens van zij en zo daar al sprake van is - kan geen aanwijzing zijn voor vooringenomenheid, terwijl evenmin aannemelijk is geworden dat er een geheim genootschap bestaat dat een rol speelt bij de besluitvorming.
Nu van enige vooringenomenheid ook overigens niet is gebleken, zal het verzoek tot wraking worden afgewezen.

4.De beslissing

Het hof:
Wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is op 9 oktober 2015 gegeven door mr. D. Kingma, mr. A.M. van Amsterdam en mr. M.F.J.M. de Werd.