ECLI:NL:GHAMS:2015:4399

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
23-001201-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mensenhandel en mishandeling met betrekking tot meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, was aangeklaagd voor mensenhandel en mishandeling van meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van bepaalde aanklachten, maar het hof heeft deze vrijspraak vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel, poging tot zware mishandeling en mishandeling. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van ongeveer vijf jaar schuldig had gemaakt aan mensenhandel door de slachtoffers te dwingen tot prostitutie en hen te manipuleren en uit te buiten. De slachtoffers bevonden zich in een kwetsbare positie, en de verdachte had misbruik gemaakt van hun situatie. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met inachtneming van de ernst van de feiten en de psychische schade die de slachtoffers hadden geleden. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om aanzienlijke bedragen te betalen aan de slachtoffers voor gederfde inkomsten en immateriële schade.

Uitspraak

parketnummer: 23-001201-14
datum uitspraak: 15 september 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-666888-10 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres].
Ontvankelijkheid van de verdachte en het openbaar ministerie in het door hen ingestelde hoger beroep
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld en dit is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder 3 gegeven vrijspraak.
Nu door het openbaar ministerie geen bezwaren tegen de in het vonnis onder 3 gegeven vrijspraak zijn opgegeven en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van dit feit zal het openbaar ministerie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder 3 gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2015 en 1 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep aan de orde, dat:
Feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011 te Arnhem en/of te Zwolle en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, (telkens) een ander, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of één of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of één of meer andere vrouwen
(sub 1)
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden en/of huishoudelijke werkzaamheden),
dan wel met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of één of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
(sub 4)
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of één of meer andere vrouwen
(sub 6)
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of één of meer andere vrouwen (telkens) met een of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde,
(sub 9)
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat handelingen ondernemen en/of dat voordeel trekken (telkens) hierin dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(ten aanzien van [slachtoffer 1] ) (in de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011)(terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [slachtoffer 1] en/of terwijl hij wist dat die [slachtoffer 1] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon)
  • die [slachtoffer 1] onderdak heeft verschaft (door haar in de woning van hem, verdachte, en/of zijn vriendin te laten wonen) en/of
  • die [slachtoffer 1] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en/of
  • (met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte) die [slachtoffer 1] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven, zij prostitutiewerkzaamheden moest (blijven) verrichten, en/of
  • die [slachtoffer 1] (meermalen) heeft vervoerd naar de Amsterdamse Wallen en/of naar een privéhuis in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en/of
  • (terwijl die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telkens) als beveiliger voor die [slachtoffer 1] heeft gewerkt en/of (zodoende) in de buurt van die [slachtoffer 1] is gebleven en/of (zodoende) die [slachtoffer 1] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en/of
  • (terwijl hij wist dat die [slachtoffer 1] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en/of terwijl hij (tevens) (een) (seksuele) relatie(s) met haar huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) onderhield) een (seksuele) relatie met die [slachtoffer 1] is aangegaan en/of heeft onderhouden en/of [slachtoffer 1] tegen die huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) heeft uitgespeeld en/of
  • die [slachtoffer 1] heeft gezegd en/of de indruk heeft gegeven dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en/of gezegd dat hij van haar houdt, en/of
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en/of
  • (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [slachtoffer 1] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 1] slechts een klein deel van die verdiensten te laten houden en/of
  • die [slachtoffer 1] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en/of (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en/of (meermalen) de camerabeelden van de werkzaamheden die [slachtoffer 1] met haar klant(en) uitvoerde heeft bekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [slachtoffer 1] met haar klanten heeft gecontroleerd en/of
  • die [slachtoffer 1] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en/of te verbieden zonder toestemming (’s nachts) weg te gaan en/of
  • die [slachtoffer 1] (tijdens haar prostitutiewerkzaamheden) heeft gecontroleerd op het gebruik van alcohol (whisky) in haar cola, aangezien hij dat beslist niet wilde, en/of
  • die [slachtoffer 1] (meermalen) heeft geslagen en/of geschopt en/of met een bezemsteel heeft geslagen en/of een scheve kaak heeft geslagen en/of (meermalen) letsel (onder meer blauwe plekken) heeft toegebracht en/of pijn bij die [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 2] ) (in de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 mei 2011)(terwijl hij een (seksuele) relatie met die [slachtoffer 2] onderhield en/of wist dat die [slachtoffer 2] verliefd of hem was en/of van het hield en/of terwijl hij het kind van die [slachtoffer 2] had erkend en/of zich als vader van dat kind had opgeworpen)
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij mee moest naar Amsterdam en/of (eveneens) in de prostitutie moest gaan werken, omdat hij, verdachte, de relatie anders zou beëindigen en/of die [slachtoffer 2] daarbij bij de keel heeft gegrepen en/of op bed heeft gegooid en/of
  • die [slachtoffer 2] “De Wallen” heeft laten zien en/of daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie en/of in de prostitutie heeft gebracht en/of
  • (nadat die [slachtoffer 2] een keer een pooier in haar werkkamer binnen had gelaten) die [slachtoffer 2] in elkaar heeft geslagen en/of getrapt en/of heeft gedreigd die [slachtoffer 2] met glas in haar gezicht te snijden, omdat zij die pooier niet binnen had mogen laten en/of
  • die [slachtoffer 2] (meermalen) heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen en/of van en naar seksclubs in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en/of
  • (terwijl die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telkens) als beveiliger voor die [slachtoffer 2] heeft gewerkt en/of (zodoende) in de buurt van die [slachtoffer 2] is gebleven en/of (zodoende) die [slachtoffer 2] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en/of
  • die [slachtoffer 2] (telkens) heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en/of
  • (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [slachtoffer 2] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 2] slechts een klein deel van die verdiensten te laten houden en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en/of (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en/of (meermalen) de camerabeelden van de werkzaamheden die [slachtoffer 2] met haar klant(en) uitvoerde heeft bekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [slachtoffer 2] met haar klanten heeft gecontroleerd en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en/of te verbieden zonder toestemming (’s nachts) weg te gaan en/of
  • die [slachtoffer 2] (meermalen) heeft mishandeld en/of
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, er toch wel achter komt als zij met de politie zou praten en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen tot het intrekken van de aangifte van (zware) mishandeling die zij in december 2009 tegen hem, verdachte, had gedaan (door tegen haar te zeggen dat hij haar alléén zou helpen om uit handen van het AMK te blijven als zij die aangifte in zou trekken) en/of samen met die [slachtoffer 2] het verhaal te bedenken dat het letsel dat in december 2009 bij haar was ontstaan, door een val van een loopband was veroorzaakt en/of
  • die [slachtoffer 2] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [slachtoffer 2] wel en niet mocht eten en/of
  • die [slachtoffer 2] (meermalen) (20 à 30 minuten) naar huis heeft laten rennen (indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd) en/of (meermalen) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat die [slachtoffer 2] buiten moest slapen, als zij niet binnen een bepaalde tijd thuis naar huis gerend was en/of (meermalen) achter die [slachtoffer 2] is aangefietst, terwijl zij aan het rennen was en/of
  • die [slachtoffer 2] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en/of
  • (terwijl hij, verdachte, (tevens) (een) (seksuele) relatie(s) met haar huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) onderhield) die [slachtoffer 2] tegen die huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) heeft uitgespeeld
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 3] ) (in de periode van 1 januari 2006 tot 1 april 2009)(terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [slachtoffer 3] en/of terwijl hij wist dat die [slachtoffer 3] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon en/of bij haar familie was weggelopen)
  • die [slachtoffer 3] heeft meegenomen vanuit Curaçao naar Nederland en/of haar het gevoel heeft gegeven dat zij bij hem, verdachte, terecht kon en/of
  • een (seksuele) relatie met die [slachtoffer 3] is aangegaan en/of heeft onderhouden, en/of
  • die [slachtoffer 3] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of haar vrienden en/of
  • die [slachtoffer 3] (meermalen) heeft gezegd dat haar familie haar toch niet wilde zien en/of
  • die [slachtoffer 3] onderdak heeft verschaft (door haar in de woning van hem, verdachte, en/of zijn vriendin te laten wonen), en/of
  • (met gebruikmaking van eerdergenoemde gevoelens voor hem) die [slachtoffer 3] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten, en/of
  • die [slachtoffer 3] 'De Wallen' heeft laten zien en/of die [slachtoffer 3] daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie, en/of in de prostitutie heeft gebracht, en/of
  • een werkkamer voor die [slachtoffer 3] heeft geregeld en/of heeft laten regelen, en/of
  • die [slachtoffer 3] (telkens) van en naar haar werk in de prostitutie heeft gebracht (op de Wallen te Amsterdam) en/of
  • die [slachtoffer 3] (telkens) heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen, en/of
  • die [slachtoffer 3] in de waan heeft gelaten dat hij, verdachte, het door haar in de prostitutie verdiende geld voor haar zou sparen voor een beter leven en/of voor een ondernemingsplan en/of voor een investering in de honden van verdachte en/of
  • (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [slachtoffer 3] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 3] slechts een klein deel van die verdiensten heeft laten houden, en/of
  • (terwijl hij wist dat die [slachtoffer 3] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en/of familiaire gevoelens voor hem had en/of terwijl hij (tevens) (een) (seksuele) relatie(s) met haar huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) onderhield) een (seksuele) relatie met die [slachtoffer 3] is aangegaan en/of heeft onderhouden en/of die [slachtoffer 3] tegen die huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) heeft uitgespeeld en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft opgedragen 30 euro per klant te vragen (in plaats van 50 euro, omdat die [slachtoffer 3] zwart was) en/of
  • (terwijl die [slachtoffer 3] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt van die [slachtoffer 3] is gebleven en/of die [slachtoffer 3] (nauwlettend) in de gaten heeft (laten) (ge)houden, en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft opgedragen hem, verdachte een sms-bericht te sturen op het moment dat er een klant binnenkwam (zodat hij kon controleren hoeveel klanten zij had ontvangen) en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en/of (de webcam van) deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij (een) klant(en) ontving en/of (meermalen) de camerabeelden van de werkzaamheden die [slachtoffer 3] met haar klant(en) uitvoerde heeft uitgekeken, in elk geval de (seksuele) handelingen van die [slachtoffer 3] met haar klanten heeft gecontroleerd en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft verboden om te gaan zitten achter het raam en/of
  • die [slachtoffer 3] (meermalen) heeft geslagen en/of geschopt en/of
  • die [slachtoffer 3] (meermalen) heeft verkracht, in elk geval op zeer hardhandige wijze en/of tegen de wil van die [slachtoffer 3] seks met die [slachtoffer 3] heeft gehad en/of
  • (tegen de wil van die [slachtoffer 3] ) (meermalen) in die [slachtoffer 3] klaar is gekomen, zonder dat hij, verdachte, daarbij een condoom gebruikte en/of
  • (tegen de wil van die [slachtoffer 3] ) (meermalen) over die [slachtoffer 3] heen heeft geplast en/of
  • die [slachtoffer 3] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [slachtoffer 3] wel en niet mocht eten en/of die [slachtoffer 3] vitaminesupplementen heeft laten slikken en/of
  • tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij 10 kilo moest afvallen en/of (meermalen) op de Wallen langs de werkplek van die [slachtoffer 3] is gelopen met eten (een hamburger van McDonalds), terwijl die [slachtoffer 3] achter het raam stond en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft verboden prostitutiewerkzaamheden te verrichten op de Amsterdamse Wallen, als zij niet meer voor hem, verdachte, zou werken en/of
  • (nadat die [slachtoffer 3] het door haar verdiende geld had teruggevraagd) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: “
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 4] ) (in de periode van 1 januari 2007 tot en met 9 mei 2011)(terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [slachtoffer 4] en/of terwijl hij wist dat die [slachtoffer 4] van huis was weggelopen en/of niet bij haar familie en/of anderen terecht kon en/of dat die [slachtoffer 4] door Jeugdzorg werd begeleid en/of dat die [slachtoffer 4] tegen hem, verdachte, opkeek)
  • die [slachtoffer 4] (meermalen) onderdak heeft verschaft (door haar in de woning van hem, verdachte, en/of zijn vriendin te laten wonen), en/of
  • die [slachtoffer 4] (verder) heeft geïsoleerd van haar familie en/of vrienden en/of
  • die [slachtoffer 4] huishoudelijk werk heeft laten verrichten en/of oppaswerk heeft laten verrichten en/of
  • nadat die [slachtoffer 4] door haar toenmalige vriendje was geslagen en zij hem, verdachte, en/of zijn huisgenoten (daardoor) nodig had, die [slachtoffer 4] heeft gevraagd naar Amsterdam te komen en/of met die [slachtoffer 4] op “De Wallen” is gaan rondlopen en/of heeft geregeld en/of laten regelen dat die [slachtoffer 4] een raam kon huren en/of die [slachtoffer 4] wegwijs heeft gemaakt in de raamprostitutie en/of
  • die [slachtoffer 4] (meermalen) met de auto heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen en/of privéclubs in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en/of
  • die [slachtoffer 4] werkkleding heeft verschaft (waaronder een BH met siliconenborsten en/of een string en/of een doorzichtig shirtje en/of hoge hakken) en/of
  • (gebruikmakend van haar familiaire gevoelens voor hem, verdachte) die [slachtoffer 4] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden, en/of
  • (telkens) een groot deel van de verdiensten (de helft) uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 4] heeft afgenomen en/of afgepakt, en/of heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 4] niets, in elk geval weinig, van haar verdiensten heeft laten houden, en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft opgedragen (een groot gedeelte van) het door haar in de prostitutie verdiende geld (gedeeltelijk) in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen, en/of
  • die [slachtoffer 4] (meermalen) heeft voorgehouden dat zij een schuld had bij hem, verdachte, en/of (een) ander(en) had opgebouwd (met betrekking tot niet betaalde kamerhuur) en/of die [slachtoffer 4] duidelijk gemaakt dat zij
  • (terwijl die [slachtoffer 4] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt van die [slachtoffer 4] is gebleven en/of die [slachtoffer 4] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden en/of heeft laten houden, en/of
  • die [slachtoffer 4] één of meermalen heeft gedreigd te slaan en/of (meermalen) en/of dreigende woorden tegen die [slachtoffer 4] heeft gebruikt en/of intimiderend tegen die [slachtoffer 4] heeft geschreeuwd, en/of
  • die [slachtoffer 4] op dieet heeft gezet, in elk geval bepaald heeft wat die [slachtoffer 4] wel en niet mocht eten en/of
  • die [slachtoffer 4] (meermalen) (20 à 30 minuten) naar huis heeft laten rennen (indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd) en/of (meermalen) tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat die [slachtoffer 4] buiten moest slapen, als zij niet binnen een bepaalde tijd naar huis gerend was en/of (meermalen) achter die [slachtoffer 4] is aangefietst, terwijl zij aan het rennen was en/of
  • die [slachtoffer 4] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en/of
  • die [slachtoffer 4] (telkens) heeft verboden mannelijke vrienden in de woning te ontvangen
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 5] ) (in de periode van 1 februari 2009 tot en met 9 mei 2011)(terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [slachtoffer 5] en/of terwijl hij wist dat zij gedurende een langere periode voor (een) (gewelddadige) Hongaarse pooier(s) had gewerkt en/of hij wist dat die [slachtoffer 5] in Nederland nergens terecht kon en/of dat die [slachtoffer 5] geen beroep kon doen op familie en/of vrienden en/of de Nederlandse taal niet, althans onvoldoende, machtig was)
  • die [slachtoffer 5] onderdak heeft verschaft (door haar in de woning van hem, verdachte, en/of zijn vriendin te laten wonen) en/of
  • een (seksuele) relatie met die [slachtoffer 5] is aangegaan en/of heeft onderhouden en/of
  • (met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte) die [slachtoffer 5] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven, zij prostitutiewerkzaamheden moest (blijven) verrichten, en/of
  • die [slachtoffer 5] (telkens) van en naar haar werk in de prostitutie heeft vervoerd (op de Wallen te Amsterdam en/of in een privéhuis in Zwolle) en/of
  • (terwijl die [slachtoffer 5] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) als beveiliger voor die [slachtoffer 5] heeft gewerkt en/of (zodoende) in de buurt van die [slachtoffer 5] is gebleven en/of die [slachtoffer 5] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden of laten houden en/of
  • (terwijl hij wist dat die [slachtoffer 5] verliefd op hem was en/of van hem, verdachte, hield en/of terwijl hij (tevens) (een) (seksuele) relatie(s) met haar huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) onderhield) een (seksuele) relatie met die [slachtoffer 5] is aangegaan en/of heeft onderhouden en/of die [slachtoffer 5] tegen die huisgeno(o)t(en) en/of vriendin(nen) heeft uitgespeeld en/of
  • die [slachtoffer 5] heeft gezegd en/of de indruk heeft gegeven dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en/of heeft gezegd dat hij van haar houdt, en/of dat hij met die [slachtoffer 5] een toekomst wil opbouwen en/of
  • die [slachtoffer 5] (telkens) heeft opgedragen het door haar in de prostitutie verdiende geld in een (gezamenlijke) (huishoud)pot en/of kluis te stoppen en/of tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat hij, verdachte, dat geld voor haar zou sparen en/of
  • (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 5] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door die [slachtoffer 5] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 5] slechts een klein deel van die verdiensten heeft laten houden;
Feit 2 primair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer 2] zijnde zijn, verdachtes, levensgezel, (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een hersenschudding), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 2] (telkens) met dat opzet (meermalen) met kracht op/tegen, althans in de richting van het hoofd te schoppen/trappen en/of (meermalen) met kracht met (een) gewicht(en) van een halter op/tegen het/de be(e)n(en) te slaan en/of (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht te stompen en/of te slaan.
Feit 2 subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , zijnde zijn, verdachtes, levensgezel (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met kracht op/tegen, althans in de richting van het hoofd heeft geschopt/getrapt en/of (meermalen) met kracht met (een) gewicht(en) van een halter op/tegen het/de be(e)n(en) heeft geslagen en/of (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen;
Feit 2 meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] , (meermalen) met kracht op/tegen, althans in de richting van het hoofd heeft geschopt en/of (meermalen) met kracht met (een) gewicht(en) van een halter op/tegen het/de be(e)n(en) heeft geslagen en/of (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Stafrecht art 304 ahf sub 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 april 2006 tot en met 1 april 2009 te Arnhem en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] (zijnde zijn, verdachtes levensgezel),
- ( meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor die [slachtoffer 3] het bewustzijn heeft verloren, en/of
- ( meermalen) met kracht (met een vuist) op/tegen de borst (ter hoogte van het borstbeen/sleutelbeen) heeft gestompt en/of geslagen en/of
- met kracht de keel heeft dichtgeknepen, waardoor die [slachtoffer 3] het bewustzijn heeft verloren,
waardoor voornoemde [slachtoffer 3] (telkens) letsel heeft bekomen (te weten (onder meer) een afgebroken snijtand) en/of pijn heeft ondervonden.
Feit 5:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2011 te Arnhem en/of te Amsterdam en/of te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) een of meer geldbedrag(en), te weten (telkens) (een groot deel van) de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of een of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden en/of één of meer andere geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde, andere beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en de inbeslaggenomen voorwerpen, en een andere strafoplegging dan de rechtbank.

Geldigheid van de dagvaarding

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is voor wat betreft
  • feit 1: ten aanzien van de zinsnede “één of meer andere vrouwen” en
  • feit 5: ten aanzien van de zinsneden “één of meer andere vrouwen”, “één of meer andere geldbedragen” en “voorwerp(en)”,
nu in de tenlastelegging niet is omschreven - en evenmin uit het dossier valt af te leiden - op welke vrouwen, geldbedragen, onderscheidenlijk voorwerpen daarmee wordt gedoeld.
Op genoemde onderdelen voldoet de tenlastelegging dus niet aan de eisen van artikel 261 Sv, zodat de dagvaarding in zoverre nietig zal worden verklaard.

Verweer inzake vormverzuimen

De raadsvrouw heeft betoogd dat in het voorbereidend onderzoek vormverzuimen hebben plaatsgevonden die moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, subsidiair bewijsuitsluiting en meer subsidiair strafvermindering. De raadvrouw heeft aan dit verweer het navolgende ten grondslag gelegd.
De start van het onderzoek is gebaseerd op ontoereikende informatie, nu de politie slechts beschikte over een aantal mutaties / meldingen inzake de verdachte - die bovendien niet alle relevant waren - en er (nog) geen aangiften waren gedaan.
De opsporingsambtenaren waren vooringenomen en hebben blijk gegeven te lijden aan tunnelvisie doordat zij eerst familieleden van de vermeende slachtoffers hebben benaderd, de met de vermeende slachtoffers gevoerde informele gesprekken / intakegesprekken niet zijn opgenomen en opsporingsambtenaren sturend hebben opgetreden bij het opnemen van de aangiften van die slachtoffers.
Dit laatste heeft zich blijkens de uitgewerkte transcriptie van de bandopnamen in het bijzonder voorgedaan bij de aangifte van [slachtoffer 2] .
Op 29 augustus 2011 is [slachtoffer 2] door de politie verhoord (buiten aanwezigheid van de raadsvrouw), terwijl de rechtbank op de zitting van 23 augustus 2011 had beslist dat [slachtoffer 2] door de rechter-commissaris (en dus in aanwezigheid van de raadsvrouw) moest worden gehoord.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Start opsporingsonderzoek
De processen-verbaal waarin de start van het onderzoek in de onderhavige zaak worden gerelateerd, in het bijzonder het proces-verbaal “
artikel 27 strafvordering” van 26 mei 2011, behelzen tal van mutaties en meldingen van incidenten van 2006 tot in 2010 met betrekking tot betrokkenheid van de verdachte bij verbaal en fysiek gewelddadige incidenten op de Wallen in Amsterdam in verband met prostituees en pooiers, alsmede mededelingen over meisjes die voor de verdachte als prostituee zouden werken. [slachtoffer 2] heeft in december 2009 aangifte gedaan tegen de verdachte wegens mishandeling, in welke aangifte zij onder meer heeft verklaard dat zij door de verdachte is gedwongen in de prostitutie te gaan werken. [slachtoffer 3] heeft in februari 2010 in een verhoor door de politie eveneens verklaard over haar prostitutiewerk voor de verdachte.
De politie kon in deze informatie alleszins gerede aanleiding vinden een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte te starten.
Beïnvloeding bij aangiften / vooringenomenheid opsporingsambtenaren
De informele (intake)gesprekken die de politie heeft gevoerd met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zijn niet alle auditief geregistreerd. Zoals ook door de rechtbank overwogen en niet betwist door de verdediging, is dat niet in strijd met de
Aanwijzing mensenhandel, waarin auditieve registratie niet dwingend is voorgeschreven, maar slechts wordt aanbevolen. Het hof is eveneens met de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat de verbalisanten tijdens die gesprekken zodanig sturend hebben opgetreden dat dit het doen van aangifte in de hand heeft gewerkt; evenmin is aannemelijk dat aangiften zijn gedaan in de verwachting dat dan hulpverlening aan het slachtoffer zou plaatsvinden. [slachtoffer 5] heeft in het geheel geen aangifte gedaan. [slachtoffer 2] had al lang vóór het intakegesprek, namelijk in 2009, aangifte wegens mishandeling gedaan tegen de verdachte, waarbij ook - zoals hiervoor overwogen - haar gedwongen prostitutie ter sprake is gekomen. De omstandigheid dat zij die aangifte later heeft ingetrokken, doet daar niet aan af.
[slachtoffer 2] heeft bovendien na het intakegesprek in 2011 eerst gedurende diverse verhoren ontlastend over de verdachte verklaard; pas in augustus 2011 heeft zij aangifte gedaan wegens mensenhandel. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben na de met hen gevoerde intakegesprekken wel aangifte gedaan. Geconstateerd kan worden dat zij nadien, ook bij de rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging, bij hun belastende verklaringen zijn gebleven. Zoals hiervoor overwogen, had [slachtoffer 3] al in februari 2010, lang voordat het intakegesprek met haar plaatsvond, belastend over de verdachte verklaard.
Het verwijt van vooringenomenheid en tunnelvisie van de raadsvrouw aan het adres van de opsporingsambtenaren omdat zij eerst familieleden van de vermeende slachtoffers hebben benaderd, treft evenmin doel. Bij (verdenking van) mensenhandel gaat het veelal om uiterst kwetsbare slachtoffers die in eerste instantie niet vaak geneigd zijn openheid van zaken te geven en terugschrikken voor contacten met de politie. Daar komt bij dat een aantal van de onderhavige slachtoffers een problematische relatie met familie onderhield. Het ligt dan ook voor de hand dat de politie in dergelijke onderzoeken omzichtig en aftastend te werk gaat, waarbij het in de rede kan liggen eerst familieleden van het vermeende slachtoffer te benaderen alvorens met dat slachtoffer zelf wordt gesproken.
Sturende vraagstelling bij aangifte [slachtoffer 2]
Voor wat betreft de wijze van verhoor van [slachtoffer 2] op 29 augustus 2011 heeft de raadsvrouw de volgende voorbeelden gegeven van sturende vraagstelling door de politie (uit de letterlijk uitgewerkte versie van het verhoor):
- “ Maar ik, ik, in de eerste instantie vi- wil ik dat je eerst aan jezelf denkt en niet aan de gevolgen eh wat ’t eventueel kan hebben of naar [verdachte 1] toe. Wat zou jij als, als je met niemand wat te maken hebt, helemaal met niemand, wat zou je dan willen? Moet ie boeten voor wat ie heeft gedaan? Zit ie terecht waar ie nu zit of is die zielig of zijn al die vrouwen, die maar allemaal wat roepen, zijn die debiel? Ja, ik noem ’t maar even gechargeerd”;
- “ Zijn ze allemaal niet goed bij hun hoofd. Die verzinnen maar wat.”
- “ Ja. [naam 1] hè? Nou ze heeft precies hetzelfde verhaal verteld. Staat in d’r aangifte. Precies”;
- ( op de vraag van [slachtoffer 2] of verdachte tijdens de terechtzitting vragen mag stellen) “Hij mag helemaal geen vragen stellen. Hij is debiel. Ja, sorry”;
- “ Ehm oké. Nou ik heb heel veel verklaringen, heel veel verklaringen van je opgenomen hè? Eh ik heb de intake met je gedaan en eh toen zijn [naam 2] en ik eh getuigen. Ja, ik ga je ‘m toch maar eh stellen, in hoeverre werd jij gedwongen om als prostituee te gaan werken? Want ik hoor eh voordat je antwoordt, hebben diverse getuigenverklaringen… waarin meisjes verklaren dat als d’r iemand het werk niet graag deed, dat jij dat wel was”;
- “ Ja, is ie zo geweldig in bed dat je dat allemaal eh…?”
Dergelijke sturende vraagstelling, waarbij ongepaste uitlatingen worden gedaan en antwoorden in de mond worden gelegd, getuigt van een weinig professionele attitude en is zeer onwenselijk. Het is echter niet aannemelijk dat [slachtoffer 2] daardoor in essentie niet naar waarheid heeft verklaard. Zij is immers nadien, in het bijzonder bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg - waarbij zij steeds ook door de verdediging is ondervraagd - bij haar aangifte gebleven. Dit brengt mee dat het hof aan de geconstateerde onwenselijkheid van het sturende optreden van de verbalisant geen verdere consequenties zal verbinden.
Horen [slachtoffer 2] bij politie buiten aanwezigheid raadsvrouw
Omtrent het horen van [slachtoffer 2] door de politie op 29 augustus 2011 (buiten aanwezigheid van de raadsvrouw) nadat de rechtbank ter terechtzitting van 23 augustus 2011 had bepaald dat zij door de rechter-commissaris diende te worden gehoord, overweegt het hof het volgende. Daarbij heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op het proces-verbaal van de officier van justitie van 29 augustus 2011, het verhoor bij de rechter-commissaris van verbalisante [verbalisant] van 17 november 2011, haar verhoor als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 september 2012 en de zich in het dossier bevindende emailwisseling over deze kwestie.
Nadat [slachtoffer 2] in mei en juni 2011 voornamelijk ontlastend had verklaard over de verdachte heeft zij in augustus 2011 contact opgenomen met de haar bekende verbalisante [verbalisant] om een belastende verklaring af te leggen. [verbalisant] heeft daarop aan de officier van justitie toestemming gevraagd voor het opnemen van een aangifte van [slachtoffer 2] . De officier van justitie is vervolgens in overleg getreden met de rechter-commissaris. Daarin kwam naar voren dat het voor de rechter-commissaris niet mogelijk was [slachtoffer 2] op korte termijn te horen, terwijl het wel van belang leek [slachtoffer 2] op korte termijn gelegenheid te geven een verklaring af te leggen. De officier van justitie heeft er vervolgens, met instemming van de rechter-commissaris, voor gekozen met [slachtoffer 2] een (auditief op te nemen) intakegesprek te doen plaatsvinden en [slachtoffer 2] daarbij mede te delen dat zij kort nadien bij de rechter-commissaris zou worden gehoord, in aanwezigheid van de raadsvrouw. [slachtoffer 2] heeft vervolgens op 29 augustus 2011 aangifte gedaan.
De precieze data waarop [slachtoffer 2] , [verbalisant] en de officier van justitie elkaar hebben gesproken, kunnen niet worden vastgesteld. Op 21 of 22 augustus 2011 had [verbalisant] contact met [slachtoffer 2] . Eén of twee dagen later heeft [verbalisant] naar eigen zeggen met de officier van justitie gebeld. De officier van justitie heeft zelf gerelateerd dat zij pas op 26 augustus 2011 is gebeld door [verbalisant] . Wat er ook zij van de precieze data, het hof acht geenszins aannemelijk dat de officier van justitie al vóór de terechtzitting van 23 augustus 2011 op de hoogte was van de wens van [slachtoffer 2] aangifte te doen. Dat ligt ook te minder voor de hand, omdat de officier van justitie juist bij de rechter-commissaris te rade ging vanwege de reeds door de rechtbank bepaalde verwijzing van de zaak naar de rechter-commissaris om [slachtoffer 2] als getuige te horen.
Het hof constateert verder dat de verwijzing van de zaak door de rechtbank naar de rechter-commissaris om [slachtoffer 2] als getuige te doen horen, plaatsvond voordat [slachtoffer 2] zich onverwachts meldde (bij de politie) met de mededeling aangifte te willen doen. Naar het oordeel van het hof heeft de officier van justitie, door in overleg te treden met de rechter-commissaris en in samenspraak met deze ervoor te kiezen met [slachtoffer 2] een intakegesprek te laten houden en haar spoedig daarna door de rechter-commissaris te laten horen, op zorgvuldige wijze gehandeld en er blijk van gegeven de verwijzingsopdracht van de rechtbank zo min mogelijk te willen doorkruisen. De omstandigheid dat de officier van justitie noodgedwongen met een waarnemend rechter-commissaris heeft overlegd omdat de behandelend rechter-commissaris niet bereikbaar was, kan daaraan niet afdoen, evenmin als het feit dat [slachtoffer 2] het niet bij een intakegesprek liet, maar meteen aangifte deed. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, valt niet in te zien dat aan de verdediging het recht toekwam bij het opnemen van de aangifte aanwezig te zijn.
[slachtoffer 2] is na haar aangifte op 29 augustus 2011 gehoord bij de rechter-commissaris op 24 oktober 2011 en op de terechtzittingen in eerste aanleg van 3 september 2012 en 30 september 2013, waarbij de verdediging steeds gelegenheid heeft gehad vragen te stellen.
Het hof is van oordeel dat zich bij de hier geschetste gang geen vormverzuim heeft voorgedaan.
Het voorgaande brengt mee dat het verweer in alle onderdelen wordt verworpen.

Vrijspraak

Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsverweren

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1: mensenhandel
De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. Hij ontkent dit feit te hebben gepleegd.
De verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn onbetrouwbaar en moeten worden uitgesloten van het bewijs.
[slachtoffer 2] heeft wisselend verklaard. Op 14 december 2009 heeft zij aangifte gedaan van (zware) mishandeling door de verdachte, welke verklaring zij acht dagen later heeft ingetrokken. [slachtoffer 2] is nadien op 9, 16 en 17 mei en op 23 juni 2011 gehoord door de politie. Tijdens deze verhoren heeft zij steeds ontlastende verklaringen over de verdachte afgelegd. Op 29 augustus 2011 heeft [slachtoffer 2] opeens aangifte tegen de verdachte gedaan wegens mensenhandel. Tijdens die aangifte is [slachtoffer 2] op suggestieve wijze verhoord. Haar verklaring is hierdoor mogelijk beïnvloed. De (belastende) verklaringen van [slachtoffer 2] zijn dan ook onbetrouwbaar.
[slachtoffer 3] heeft een zware jeugd gehad en is een beschadigde vrouw met psychiatrische problemen. Gelet op haar persoonlijkheidsproblematiek en haar projectie, dienen de verklaringen van [slachtoffer 3] eveneens onbetrouwbaar te worden geacht.
Indien het hof de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wel betrouwbaar acht, moet de verdachte in ieder geval worden vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] .
[slachtoffer 4] heeft weliswaar aangifte gedaan, maar zij heeft nooit kwaad over de verdachte gesproken. De feitelijkheden waarover [slachtoffer 4] spreekt en die ook aan de verdachte ten laste zijn gelegd, kunnen geen mensenhandel opleveren, omdat daarvoor de vrije wil van [slachtoffer 4] te groot was.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] hebben geen aangifte gedaan en zij hebben altijd ontlastend voor de verdachte verklaard. Bovendien zitten er verschillende (ontlastende) getuigenverklaringen in het dossier die de verklaringen van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] ondersteunen.
Ten aanzien van feit 2: mishandeling [slachtoffer 2]
De verdachte ontkent ook het onder 2 ten laste gelegde. Het letsel van [slachtoffer 2] kan goed worden verklaard door het gewelddadige gedrag van een klant op de Wallen. Aanvankelijk hebben de verdachte en [slachtoffer 2] samen het scenario verzonnen, dat het letsel zou zijn ontstaan door een val van de loopband om te voorkomen dat de zoon van [slachtoffer 2] onder toezicht zou worden gesteld of uit huis zou worden geplaatst. De verdachte moet daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4: mishandeling [slachtoffer 3]
De verklaringen van [slachtoffer 3] over de specifieke in de tenlastelegging genoemde mishandelingen worden niet ondersteund door verklaringen van directe getuigen noch op andere wijze. De verdachte dient daarom van het onder 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5: witwassen
De inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van de vrouwen zijn niet van misdrijf afkomstig. Deze inkomsten werden in een gezamenlijke pot / kluis gedaan, samen met de inkomsten van de verdachte uit de handel in honden. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en de verdachte hadden een sleutel van de kluis. Het geld werd voor iedereen gezamenlijk aangewend, dus iedereen had het voorhanden. Ook het geld op de bankrekening van ‘Kamerverhuur [verdachte 1] ’ werd gebruikt voor lopende kosten en een gedeelte daarvan werd in de pot gestopt. De verdachte heeft geen luxegoederen van het geld uit de gezamenlijke pot aangeschaft. Gelet op het feit dat sprake was van gezamenlijke inkomsten, een gezamenlijke huishouding en het geld niet uit misdrijf afkomstig was, kan witwassen van de door de vrouwen in de prostitutie verdiende geldbedragen niet bewezen worden.
Het hof overweegt het volgende.
Mensenhandel en mishandeling ten aanzien van [slachtoffer 2] (feit 1 en 2)
[slachtoffer 2] heeft op 14 december 2009 aangifte gedaan tegen de verdachte wegens (zware) mishandeling. Op 22 december 2009 heeft zij deze aangifte ingetrokken. [slachtoffer 2] heeft vervolgens op 9, 16 en 17 mei 2011 en op 23 juni 2011 steeds tegenover de politie ontlastend over de verdachte verklaard. Op 29 augustus 2011 heeft [slachtoffer 2] aangifte tegen de verdachte gedaan en nadien heeft zij steeds belastend over hem verklaard.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij haar aangifte wegens (zware) mishandeling heeft ingetrokken onder druk van de verdachte en uit angst haar kind kwijt te raken in verband met de op dat moment lopende AMK-melding. Het hof acht die verklaring aannemelijk. De aangifte van [slachtoffer 2] wordt voorts ondersteund door de daarbij gevoegde foto’s van het letsel van [slachtoffer 2] en de letselverklaring van 10 maart 2011. De verklaring van de verdachte dat het letsel is toegebracht door een gewelddadige klant op de Wallen acht het hof niet aannemelijk, te minder omdat de verdachte eerder met grote stelligheid een andere verklaring heeft afgelegd omtrent het ontstaan van het letsel, te weten een val van een loopband. Daarenboven heeft de verdachte pas voor het eerst over het scenario van de gewelddadige klant op de Wallen verklaard ter terechtzitting van de rechtbank, nadat de letselverklaring van de GG&GD in het dossier was gevoegd waarin is vermeld dat dit letsel van [slachtoffer 2] veel meer past bij afweerletsel dan bij een val. Voor deze laatste lezing van de verdachte biedt het dossier ook overigens onvoldoende aanknopingspunten. Tenslotte is van belang, dat [slachtoffer 2] tijdens haar aangifte op 29 augustus 2011 heeft verklaard dat zij enkele weken daarvoor bij de verdachte op bezoek was in het huis van bewaring en dat hij toen tegen haar zei dat als justitie het verhaal van de loopband niet zou geloven, zij er samen een ander verhaal van konden maken. Dit alles brengt het hof tot het oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 2] wegens (zware) mishandeling betrouwbaar is.
Op grond van na te noemen omstandigheden acht het hof bovendien aannemelijk dat [slachtoffer 2] zich niet eerder dan op 29 augustus 2011 vrij voelde aangifte te doen tegen de verdachte wegens mensenhandel.
[slachtoffer 2] had een relatie met de verdachte, die zij als haar levensgezel beschouwde en met wie zij samenwoonde. De verdachte heeft haar zoontje uit een eerdere relatie erkend en zij hadden samen de zorg voor dit kind. Na de aanhouding van de verdachte woonde [slachtoffer 2] nog samen met [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] , die ontlastend over de verdachte hebben verklaard en nog goed contact hadden met de verdachte. Aannemelijk is dat [slachtoffer 2] zich door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] in de gaten gehouden voelde en meende dat deze vrouwen over haar doen en laten aan de verdachte verslag uitbrachten.
Met betrekking tot de gestelde beïnvloeding van [slachtoffer 2] bij haar aangifte verwijst het hof naar hetgeen hiervoor is overwogen over de sturende vraagstelling van de verbalisante en de slotsom van het hof dat niet aannemelijk is dat [slachtoffer 2] daardoor in essentie niet naar waarheid heeft verklaard. Bovendien is de kern van haar belastende verklaringen reeds terug te vinden in haar aangifte ter zake van mishandeling op 14 december 2009. Ook overigens ziet het hof geen reden te twijfelen aan de inhoud van de belastende verklaringen van [slachtoffer 2] , nu deze ook op onderdelen steun vinden in de verklaringen van de andere aangeefsters en getuigen en in tapgesprekken.
Mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feit 1)
De omstandigheid dat [slachtoffer 3] psychische problemen had / heeft, doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Het hof ziet ook overigens geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van haar verklaringen. Deze vinden immers in de kern steun in haar eerder als getuige afgelegde verklaring van 7 februari 2010 in een andere, niet aan de onderhavige zaak gelieerde, zaak en daarnaast in de verklaringen van andere aangeefsters en getuigen. Van enige door de raadsvrouw gestelde projectie is niet gebleken.
Ten aanzien van de ontlastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] is van belang dat zij, anders dan de aangeefsters, niet met de verdachte hebben gebroken, althans niet op het moment dat zij hun verklaringen aflegden. [slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij van de verdachte hield en [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij een liefdesrelatie met de verdachte wilde wanneer hij vrij zou komen; zij dacht dat de verdachte dit ook wilde.
Het hof acht daarom aannemelijk dat hun verklaringen over de verdachte in positieve zin zijn gekleurd dan wel dat zij gedragingen van de verdachte, die objectief gezien moeten worden beschouwd als misbruik van hun (kwetsbare) situatie, misleiding en uitbuiting, niet als negatief hebben ervaren.
Hetgeen de raadsvrouw te dien aanzien heeft aangevoerd, kan dan ook niet leiden tot vrijspraak van hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 4: mishandeling(en) [slachtoffer 3]
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat de specifieke, bij het 2e en 3e gedachtenstreepje in de tenlastelegging genoemde mishandelingen niet door ander bewijsmateriaal dan de verklaringen van [slachtoffer 3] zelf worden ondersteund en derhalve niet bewezen kunnen worden.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, worden voor het overige de verklaringen van [slachtoffer 3] over de mishandelingen door de verdachte in de genoemde periode en het afbreken van een tand door mishandeling van de verdachte wel ondersteund door ander bewijsmateriaal, te weten de verklaringen van [slachtoffer 2] hieromtrent bij de rechter-commissaris op 24 oktober 2011 en ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 september 2012. [slachtoffer 2] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg bovendien verklaard dat de vrouwen van de verdachte allemaal moesten verklaren dat de tand van [slachtoffer 3] was afgebroken tijdens een epileptische aanval, waarbij [slachtoffer 3] met haar gezicht tegen het aanrecht zou zijn gevallen.
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] omtrent het afbreken van de tand van [slachtoffer 3] geloofwaardig. Het hof hecht dan ook geen geloof aan de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en de verdachte dat een epileptische aanval de oorzaak is geweest van het afbreken van de tand van [slachtoffer 3] , te minder daar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] zich eerder stellig aan een (naar later bleek) door de verdachte verzonnen verhaal hebben gehouden (te weten de val van [slachtoffer 2] van een loopband).
Ten aanzien van feit 5: witwassen
Zoals reeds overwogen, acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] door hen in de prostitutie te laten werken en hen in dat verband uit te buiten. Uit verschillende verklaringen komt naar voren dat de vrouwen (een groot deel) van het geld dat zij met prostitutiewerkzaamheden verdienden, aan de verdachte moesten afstaan en dat dit geld in een zogenaamde gezamenlijke (huishoud)pot / kluis werd gedaan. Hoewel [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] over een sleutel van deze kluis beschikten, besliste de verdachte wat er met het geld gebeurde. De verdachte heeft deze geldbedragen dus verworven en voorhanden gehad.
De verdachte heeft een deel van dit geld op privé-bankrekeningen van (een aantal van) de verschillende vrouwen laten storten, om daarmee onder meer rekeningen giraal te betalen. Hij heeft een ander deel van het geld naar zijn zus gebracht. Voorts werd een deel van het geld uitgegeven aan boodschappen e.d., waarbij het de verdachte was die bepaalde en/of controleerde waaraan het geld in dat verband werd besteed.
Door aldus te handelen heeft de verdachte geld dat afkomstig was uit inkomsten van de vrouwen uit prostitutie dus ook omgezet en overgedragen.
Nu het steeds de verdachte was die bepaalde wat er met het geld gebeurde en de vrouwen zelf geen zeggenschap over het geld hadden, zal het hof geen van hen als medepleger aanmerken. Daaraan doet niet af dat de vrouwen bedragen op hun bankrekening hebben gestort en daarmee rekeningen zijn betaald, noch de omstandigheid dat [slachtoffer 2] de verdachte vergezelde als hij geld naar zijn zus bracht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij in de periode van 1 april 2006 tot en met 9 mei 2011 in Nederland, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ,
door geweld en één of meer andere feitelijkheden en door dreiging met één of meer andere feitelijkheden en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft vervoerd en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
en
die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met één of meer van de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten: prostitutiewerkzaamheden,
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
en
die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] met een of meer van de voornoemde middelen heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] met een derde,
bestaande dat geweld en die één of meer andere feitelijkheden en die dreiging met andere feitelijkheden en die misleiding en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat vervoeren, opnemen, bewegen en voordeel trekken hierin dat hij, verdachte,
ten aanzien van [slachtoffer 1] , in de periode van 1 mei 2006 tot en met 9 mei 2011
terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [slachtoffer 1]
  • die [slachtoffer 1] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en
  • die [slachtoffer 1] meermalen heeft vervoerd naar de Amsterdamse Wallen en naar een privéhuis in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en
  • terwijl die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte, als beveiliger voor die [slachtoffer 1] heeft gewerkt en zodoende in de buurt van die [slachtoffer 1] is gebleven en die [slachtoffer 1] nauwlettend in de gaten heeft gehouden en
  • terwijl hij wist dat die [slachtoffer 1] verliefd op hem was en terwijl hij een seksuele relatie met haar huisgenoten onderhield, een seksuele relatie met die [slachtoffer 1] is aangegaan en [slachtoffer 1] tegen die huisgenoten heeft uitgespeeld en
  • die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zijn, verdachtes, nummer één was en
  • die [slachtoffer 1] heeft opgedragen een groot gedeelte van het door haar in de prostitutie verdiende geld in een gezamenlijke huishoudpot of kluis te stoppen en
  • een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] heeft laten afstaan aan hem, verdachte en
  • die [slachtoffer 1] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en de webcam van deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij klanten ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [slachtoffer 1] met haar klanten uitvoerde heeft bekeken en
  • die [slachtoffer 1] heeft opgedragen te allen tijde bereikbaar te zijn en
  • die [slachtoffer 1] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd op het gebruik van alcohol in haar cola, aangezien hij dat beslist niet wilde, en
  • die [slachtoffer 1] heeft geslagen en met een bezemsteel heeft geslagen en een scheve kaak heeft geslagen en letsel, blauwe plekken, heeft toegebracht en pijn bij die [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt
en
ten aanzien van die [slachtoffer 2] , in de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 mei 2011terwijl hij een seksuele relatie met die [slachtoffer 2] onderhield en wist dat die [slachtoffer 2] verliefd op hem was en van hem hield en terwijl hij het kind van die [slachtoffer 2] had erkend en zich als vader van dat kind had opgeworpen
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij mee moest naar Amsterdam en in de prostitutie moest gaan werken, omdat hij, verdachte, de relatie anders zou beëindigen en die [slachtoffer 2] daarbij bij de keel heeft gegrepen en op bed heeft gegooid en
  • die [slachtoffer 2] in de prostitutie heeft gebracht en
  • nadat die [slachtoffer 2] een keer een pooier in haar werkkamer binnen had gelaten, die [slachtoffer 2] in elkaar heeft geslagen en heeft gedreigd die [slachtoffer 2] met glas te snijden, omdat zij die pooier niet binnen had mogen laten en
  • die [slachtoffer 2] meermalen heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen en van en naar seksclubs in Zwolle, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en
  • terwijl die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichte, als beveiliger voor die [slachtoffer 2] heeft gewerkt en zodoende in de buurt van die [slachtoffer 2] is gebleven en die [slachtoffer 2] nauwlettend in de gaten heeft gehouden en
  • die [slachtoffer 2] heeft opgedragen een groot gedeelte van het door haar in de prostitutie verdiende geld in een gezamenlijke huishoudpot of kluis te stoppen en
  • een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] heeft laten afstaan aan hem, verdachte en
  • die [slachtoffer 2] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en de webcam van deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij klanten ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [slachtoffer 2] met haar klanten uitvoerde heeft bekeken en
  • die [slachtoffer 2] meermalen heeft mishandeld en
  • die [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het intrekken van de aangifte van zware mishandeling die zij in december 2009 tegen hem, verdachte, had gedaan, door tegen haar te zeggen dat hij haar alléén zou helpen om uit handen van het AMK te blijven als zij die aangifte in zou trekken en samen met die [slachtoffer 2] het verhaal te bedenken dat het letsel dat in december 2009 bij haar was ontstaan, door een val van een loopband was veroorzaakt en
  • die [slachtoffer 2] op dieet heeft gezet en
  • die [slachtoffer 2] meermalen naar huis heeft laten rennen indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd en tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat die [slachtoffer 2] buiten moest slapen, als zij niet binnen een bepaalde tijd thuis naar huis gerend was en
  • die [slachtoffer 2] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en
  • terwijl hij, verdachte, een seksuele relaties met haar huisgenoten onderhield die [slachtoffer 2] tegen die huisgenoten heeft uitgespeeld
en

ten aanzien van [slachtoffer 3] , in de periode van 1 april 2006 tot 1 april 2009terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [slachtoffer 3] en terwijl hij wist dat die [slachtoffer 3] van haar familie geen of onvoldoende steun kreeg en niet bij haar familie terecht kon en bij haar familie was weggelopen

  • die [slachtoffer 3] heeft meegenomen vanuit Curaçao naar Nederland en haar het gevoel heeft gegeven dat zij bij hem, verdachte, terecht kon en
  • die [slachtoffer 3] verder heeft geïsoleerd van haar familie en
  • die [slachtoffer 3] onderdak heeft verschaft, door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en
  • met gebruikmaking van gevoelens voor hem, die [slachtoffer 3] heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten en
  • die [slachtoffer 3] 'De Wallen' heeft laten zien en in de prostitutie heeft gebracht en
  • een werkkamer voor die [slachtoffer 3] heeft geregeld of heeft laten regelen en
  • die [slachtoffer 3] van en naar haar werk in de prostitutie heeft gebracht op de Wallen te Amsterdam en
  • die [slachtoffer 3] heeft opgedragen een groot gedeelte van het door haar in de prostitutie verdiende geld in een gezamenlijke huishoudpot of kluis te stoppen en
  • die [slachtoffer 3] in de waan heeft gelaten dat hij, verdachte, het door haar in de prostitutie verdiende geld voor haar zou sparen voor een beter leven en/of voor een ondernemingsplan en
  • een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3] heeft laten afstaan aan hem, verdachte en
  • die [slachtoffer 3] heeft opgedragen 30 euro per klant te vragen in plaats van 50 euro, omdat die [slachtoffer 3] zwart was en
  • terwijl die [slachtoffer 3] prostitutiewerkzaamheden verrichtte in de buurt van die [slachtoffer 3] is gebleven en die [slachtoffer 3] nauwlettend in de gaten heeft gehouden en
  • die [slachtoffer 3] heeft opgedragen hem, verdachte, een sms-bericht te sturen op het moment dat er een klant binnenkwam, zodat hij kon controleren hoeveel klanten zij had ontvangen en
  • die [slachtoffer 3] heeft opgedragen een laptop op haar werkkamer te installeren en de webcam van deze laptop in werking te stellen op het moment dat zij klanten ontving en de camerabeelden van de werkzaamheden die [slachtoffer 3] met haar klanten uitvoerde heeft uitgekeken en
  • die [slachtoffer 3] heeft verboden om te gaan zitten achter het raam en
  • die [slachtoffer 3] meermalen heeft geslagen en
  • meermalen tegen de wil van die [slachtoffer 3] seks met die [slachtoffer 3] heeft gehad en
  • tegen de wil van die [slachtoffer 3] over die [slachtoffer 3] heen heeft geplast en
  • die [slachtoffer 3] op dieet heeft gezet en
  • tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij moest afvallen en op de Wallen langs de werkplek van die [slachtoffer 3] is gelopen met eten, terwijl die [slachtoffer 3] achter het raam stond en
  • die [slachtoffer 3] heeft verboden prostitutiewerkzaamheden te verrichten op de Amsterdamse Wallen, als zij niet meer voor hem, verdachte, zou werken en
  • nadat die [slachtoffer 3] het door haar verdiende geld had teruggevraagd, tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: “
en
ten aanzien van [slachtoffer 4] , in de periode van 1 februari 2009 tot en met 28 april 2009
terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [slachtoffer 4] en terwijl hij wist dat die [slachtoffer 4] van huis was weggelopen en dat die [slachtoffer 4] tegen hem, verdachte, opkeek
  • die [slachtoffer 4] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en
  • die [slachtoffer 4] heeft geïsoleerd van haar familie en
  • nadat die [slachtoffer 4] door haar toenmalige vriendje was geslagen en zij hem, verdachte, en zijn huisgenoten nodig had, die [slachtoffer 4] heeft gevraagd naar Amsterdam te komen en met die [slachtoffer 4] op “De Wallen” is gaan rondlopen en heeft geregeld of laten regelen dat die [slachtoffer 4] een raam kon huren en
  • die [slachtoffer 4] meermalen met de auto heeft vervoerd van en naar de Amsterdamse Wallen, zodat zij daar prostitutiewerkzaamheden kon gaan verrichten en
  • gebruikmakend van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [slachtoffer 4] heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
  • een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 4] heeft laten afstaan aan hem, verdachte en
  • die [slachtoffer 4] heeft voorgehouden dat zij een schuld had opgebouwd met betrekking tot niet betaalde kamerhuur en
  • terwijl die [slachtoffer 4] prostitutiewerkzaamheden verrichtte, telkens in de buurt van die [slachtoffer 4] is gebleven en die [slachtoffer 4] nauwlettend in de gaten heeft gehouden en
  • dreigende woorden tegen die [slachtoffer 4] heeft gebruikt en intimiderend tegen die [slachtoffer 4] heeft geschreeuwd en
  • die [slachtoffer 4] op dieet heeft gezet en
  • die [slachtoffer 4] meermalen naar huis heeft laten rennen indien zij zich niet aan het dieet had gehouden dat haar was opgelegd en tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat die [slachtoffer 4] buiten moest slapen, als zij niet binnen een bepaalde tijd naar huis gerend was en
  • die [slachtoffer 4] afvaloefeningen heeft gegeven, die zij vervolgens onder toezicht van hem, verdachte, moest doen en
  • die [slachtoffer 4] heeft verboden mannelijke vrienden in de woning te ontvangen
en
ten aanzien van [slachtoffer 5] , in de periode van 1 februari 2009 tot en met 9 mei 2011terwijl hij, verdachte, aanzienlijk ouder was dan die [slachtoffer 5] en terwijl hij wist dat zij voor gewelddadige Hongaarse pooiers had gewerkt en dat die [slachtoffer 5] in Nederland nergens terecht kon en dat die [slachtoffer 5] geen beroep kon doen op familie of vrienden en de Nederlandse taal niet, althans onvoldoende, machtig was
  • die [slachtoffer 5] onderdak heeft verschaft door haar in de woning van hem, verdachte, en zijn vriendin te laten wonen en
  • een seksuele relatie met die [slachtoffer 5] is aangegaan en
  • die [slachtoffer 5] van en naar haar werk in de prostitutie heeft vervoerd op de Wallen te Amsterdam en in een privéhuis in Zwolle en
  • terwijl die [slachtoffer 5] prostitutiewerkzaamheden verrichtte, als beveiliger voor die [slachtoffer 5] heeft gewerkt en zodoende in de buurt van die [slachtoffer 5] is gebleven en die [slachtoffer 5] nauwlettend in de gaten heeft gehouden en
  • terwijl hij wist dat die [slachtoffer 5] verliefd op hem was en terwijl hij een seksuele relaties met haar huisgenoten onderhield, een seksuele relatie met die [slachtoffer 5] is aangegaan en die [slachtoffer 5] tegen die huisgenoten heeft uitgespeeld en
  • een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 5] door die [slachtoffer 5] heeft laten afstaan aan hem, verdachte.
Feit 2 subsidiair:
hij in de periode van 12 december 2009 tot en met 14 december 2009 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] zijnde zijn, verdachtes, levensgezel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met kracht in de richting van het hoofd heeft geschopt.
Feit 4:
hij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 1 april 2009 in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] meermalen met kracht tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen, te weten een afgebroken snijtand en pijn heeft ondervonden.
Feit 5:
hij in de periode van 1 april 2006 tot en met 9 mei 2011 in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, geldbedragen, te weten de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] verrichte prostitutiewerkzaamheden, verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 5 bewezenverklaarde ziet op het witwassen van geldbedragen die afkomstig zijn uit door de verdachte zelf gepleegde misdrijven, namelijk meervoudige mensenhandel. Voor zover het gaat om het verwerven en voorhanden hebben van die geldbedragen constateert het hof dat geen sprake is geweest van enige op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld gerichte gedraging, zodat het bewezenverklaarde in zoverre niet strafbaar is.
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair, 4 en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer vijf jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van in totaal vijf vrouwen, te weten [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . Voor alle vrouwen geldt dat zij aanzienlijk jonger zijn dan de verdachte, een problematisch verleden hebben, geen (stabiele) familie om op terug te vallen en amper inkomsten. Zij bevonden zich dan ook in een zeer kwetsbare positie, waarvan de verdachte misbruik heeft gemaakt. Hij heeft zich opgeworpen als redder en beschermer. Hij is met diverse slachtoffers een seksuele relatie aangegaan en heeft hen tegen elkaar uitgespeeld. Bij andere slachtoffers heeft hij zich opgeworpen als een soort grote broer, die hen begreep en bij wie zij terecht konden met hun problemen. De verdachte leek de vrouwen daarmee de aandacht, bescherming en veiligheid te geven waarnaar zij op zoek waren, terwijl hij via misbruik van het in hem gestelde vertrouwen en zijn overwicht [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bewogen in de prostitutie te gaan werken. Door middel van datzelfde misbruik heeft hij alle slachtoffers onderworpen aan zijn controle bij de uitoefening van hun werkzaamheden. De verdachte bepaalde wanneer er gewerkt werd en hoe er gewerkt werd. Als de vrouwen niet voldeden aan de eisen van de verdachte, werden zij door hem gestraft. De slachtoffers moesten een groot deel van hun verdiensten aan de verdachte afstaan en hij bepaalde vervolgens wat er met dat geld gebeurde, waarmee hij zich tevens heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Bij dit alles ging de verdachte zeer manipulatief te werk, waarbij hij er op gebrand was te voorkomen dat hij bij buitenstaanders, in het bijzonder opsporingsambtenaren, als pooier bekend zou komen te staan.
De verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] door in de richting van haar hoofd te schoppen en mishandelingen van [slachtoffer 3] , waarbij haar onder meer een tand uit de mond is geslagen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 augustus 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld, onder meer ter zake van geweldsdelicten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten van 11 mei 2011 en 8 maart 2012.
Het behoeft geen betoog dat bij de strafoplegging de door de verdachte veelvoudig gepleegde mensenhandel verreweg het meeste gewicht in de schaal legt. Daarbij neemt het hof mede de lange periode waarin de mensenhandel heeft plaatsgevonden in aanmerking, alsmede de vooral psychische kwetsbaarheid van de slachtoffers, de manipulatieve wijze waarop de verdachte hen heeft bespeeld, de psychische schade die hij bij hen heeft aangericht en het schrijnende gebrek aan inzicht bij de verdachte in zijn handelen en de gevolgen daarvan.
Ter terechtzitting in hoger beroep is op indringende wijze naar voren gekomen dat het de verdachte volledig ontbreekt aan respect voor de psychische en fysieke integriteit van de slachtoffers, alsmede dat bij hem grote behoefte bestaat zichzelf als slachtoffer te presenteren. De kans dat de verdachte zich in de toekomst wederom aan dergelijke misdrijven zal schuldig maken, kan dan ook niet gemakkelijk worden overschat.
Uit het voorgaande volgt dat naar het oordeel van het hof de door de verdachte gepleegde feiten van dien aard zijn dat de door de rechtbank opgelegde straf geenszins recht doet aan de ernst daarvan en dat een aanzienlijk hogere straf gerechtvaardigd is. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren passend en geboden.

Onttrekking aan het verkeer

Het op de ‘Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ onder 76 genoemde, in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (een biljartbal) is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1 begane feit aangetroffen. Het behoort aan de verdachte toe. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan, gelet op omstandigheid dat uit het dossier blijkt van het mogelijke gebruik van een in een sok gewikkelde biljartbal als slagwapen, in strijd is met het algemeen belang.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 273.610. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.000 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot een bedrag van € 125.490, bestaande uit € 105.490 aan materiële schade (gederfde inkomsten) en € 20.000 aan immateriële schade.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de hoogte van de gederfde inkomsten niet bepaalbaar is, nu de verdiensten van [slachtoffer 2] met de verdiensten van de andere vrouwen en de verdiensten van de verdachte in een gezamenlijke pot werden gestopt, waarvan uitgaven voor iedereen werden gedaan, inclusief de zoon van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] had bovendien een sleutel van deze pot. [slachtoffer 2] heeft dus niet alleen profijt kunnen trekken van haar eigen verdiensten, maar ook van de verdiensten van de anderen prostituees. De verdeling tussen wat [slachtoffer 2] heeft ingebracht en wat zij daaraan zelf heeft onttrokken is niet te bepalen. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en exorbitant hoog, gelet op vergelijkbare gevallen in de jurisprudentie.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
[slachtoffer 2] moest haar in de prostitutie verdiende inkomsten aan de verdachte afstaan. Het geld werd in een ‘gezamenlijke pot’ gedaan. Vanaf dat moment was [slachtoffer 2] haar geld kwijt en bepaalde de verdachte wat daarmee gebeurde. Het hof is dan ook van oordeel dat sprake is van gederfde inkomsten voor [slachtoffer 2] .
Het hof acht het uitgangspunt van de benadeelde partij dat zij gemiddeld € 300 bruto per dag verdiende, gelet op de inhoud van het dossier, zeer aannemelijk. De benadeelde partij is in haar vordering in hoger beroep uitgegaan van een minimum aan gederfde inkomsten van € 100 netto per dag en heeft daar de kosten voor levensonderhoud van [slachtoffer 2] en haar zoontje afgetrokken. Het hof acht deze door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding in verband met gederfde inkomsten alleszins redelijk en billijk en zal de vordering op dit onderdeel van in totaal € 125.490 toewijzen. De omstandigheid dat het geld in de gezamenlijke pot werd gedaan waarvan [slachtoffer 2] een sleutel had en dat een deel van dit geld ook voor [slachtoffer 2] werd aangewend, brengt het hof niet tot een ander oordeel, nu de verdachte degene was die bepaalde wat met het geld in de gezamenlijke pot gebeurde, [slachtoffer 2] in haar vordering een veel lager bedrag aan inkomsten per dag heeft opgevoerd dan de aannemelijk te achten € 300 (bruto) en zij rekening heeft gehouden met de kosten van levensonderhoud.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof van oordeel dat, gelet op het gegeven dat [slachtoffer 2] , die met de verdachte een relatie had, met wie zij samen de zorg droeg voor haar kind, gedurende een periode van bijna vijf jaar prostitutiewerkzaamheden heeft verricht voor de verdachte onder omstandigheden die hiervoor uitvoerig aan de orde zijn geweest, het bedrag van
€ 20.000 redelijk en billijk is. Het hof zal de vordering dan ook op dit onderdeel toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 59.000. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 23.696,01. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot een bedrag van € 52.196,01, bestaande uit € 47.196,01 aan materiële schade (gederfde inkomsten) en € 5.000 aan immateriële schade.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de gevorderde gederfde inkomsten is bepleit dat de gewerkte periode en het aantal gewerkte dagen per week waarvan de benadeelde partij is uitgegaan, onjuist zijn, zodat het gevorderde bedrag niet kan worden toegewezen. Verder is de hoogte van de gederfde inkomsten volgens de verdediging niet bepaalbaar, nu de verdiensten van [slachtoffer 3] samen met de verdiensten van de andere vrouwen en de verdiensten van de verdachte in een gezamenlijke pot werden gestopt, waarvan uitgaven voor iedereen werden gedaan. De verdeling tussen wat [slachtoffer 3] heeft ingebracht en wat aan haar ten goede is gekomen, is daardoor niet te bepalen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging bepleit dat er geen causaal verband bestaat tussen het onder 1 ten laste gelegde en de psychische schade bij [slachtoffer 3] , nu uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 3] een zeer moeilijke jeugd heeft gehad en reeds psychisch beschadigd was.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
[slachtoffer 3] moest een groot deel van haar in de prostitutie verdiende inkomsten aan de verdachte afstaan. Het geld werd in een ‘gezamenlijke pot’ gedaan. Vanaf dat moment was [slachtoffer 3] dat geld kwijt en bepaalde de verdachte wat daarmee gebeurde. Het hof is dan ook van oordeel dat sprake is van gederfde inkomsten voor [slachtoffer 3] .
Het hof gaat, met de benadeelde partij, uit van de werkperioden en het aantal gewerkte dagen die zijn genoemd in het ‘proces-verbaal van bevindingen werkperiode [slachtoffer 3] voor [verdachte 1] ’ van 25 januari 2013 (pagina 364 map Financieel, Rubriek 3 [slachtoffer 3] ). Het hof ziet geen reden aan de berekening in dit proces-verbaal te twijfelen.
Het hof acht het uitgangspunt van de benadeelde partij dat zij gemiddeld € 350 bruto per dag verdiende, gelet op de inhoud van het dossier, zeer aannemelijk. De benadeelde partij is in haar vordering in hoger beroep uitgegaan van een minimum inkomen van € 100 netto per dag en heeft daar de contante bedragen die in die perioden op haar privérekening zijn gestort nog van afgetrokken. Het hof acht de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding in verband met gederfde inkomsten alleszins redelijk en billijk en zal de vordering op dit onderdeel, een bedrag van in totaal € 47.196,01, dan ook toewijzen. De omstandigheid dat het geld in een gezamenlijke pot werd gedaan en dat een deel van dit geld ook voor [slachtoffer 3] werd aangewend, brengt het hof niet tot een ander oordeel, nu de verdachte degene was die bepaalde wat er met het geld in de gezamenlijke pot gebeurde, [slachtoffer 3] in haar vordering een veel lager bedrag aan inkomsten per dag heeft opgevoerd dan de aannemelijk te achten € 350 (bruto) en zij een aanzienlijk bedrag (aan op haar rekening gestort geld) in mindering heeft gebracht.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding oordeelt het hof dat, ook al zou sprake zijn van eerdere psychische problemen bij [slachtoffer 3] , het gevorderde bedrag van € 5.000 aan immateriële schade toewijsbaar is. Het enkele gegeven dat [slachtoffer 3] op zeer jonge leeftijd gedurende een periode van in totaal 120 weken voor de verdachte prostitutiewerkzaamheden heeft verricht onder omstandigheden die hiervoor uitvoerig aan de orde zijn geweest, brengt immers mee dat ernstige immateriële schade daarvan het rechtstreekse gevolg is. Het hof acht het gevorderde bedrag van € 5.000 redelijk en billijk en zal de vordering daarom ook op dit onderdeel toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 84.435. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.500, waarvan € 1.500 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot een bedrag van € 41.650, bestaande uit € 36.650 aan materiële schade (gederfde inkomsten, studievertraging, telefoonkosten en kosten in verband met autoschade van de verdachte) en € 5.000 aan immateriële schade.
Standpunt verdediging
De gevorderde materiele en immateriële schadevergoeding is onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gederfde inkomsten dient ervan te worden uitgegaan dat [slachtoffer 4] het geld niet onder dwang aan de verdachte heeft afgestaan en dat het gestelde inkomen van € 100 per dag niet redelijk is. De immateriële schade dient te worden afgewezen, nu de causaliteit tussen het onder 1 ten laste gelegde en de gestelde schade niet vaststaat.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.000 aan materiële schade en € 1.000 aan immateriële schade. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof is met de verdediging van oordeel de gevorderde schadevergoeding in verband met studievertraging, telefoonkosten en autoschade onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
[slachtoffer 4] heeft aan schadevergoeding in verband met gederfde inkomsten een bedrag van € 4.000 voor de in Amsterdam gewerkte periode en een bedrag van € 12.000 voor de in Zwolle gewerkte periode gevorderd. Nu de verdachte van uitbuiting van [slachtoffer 4] in Zwolle wordt vrijgesproken, zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Ten aanzien van de periode dat [slachtoffer 4] in Amsterdam in de prostitutie heeft gewerkt, komt een bedrag van € 2.000 voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij zal voor het overige deel van deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
[slachtoffer 4] is op zeer jonge leeftijd door de verdachte bewogen prostitutiewerkzaamheden te (blijven) verrichten. Naar het oordeel van het hof staat voldoende vast dat zij als gevolg daarvan immateriële schade heeft geleden. Gelet op de bewezen verklaarde periode bepaalt het hof die schade op een bedrag van € 1.000. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 57, 63, 273f, 300, 302, 304 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding (partieel) nietig ten aanzien van:
  • feit 1 ten aanzien van de zinsnede “één of meer andere vrouwen” en
  • feit 5 ten aanzien van de zinsneden “één of meer andere vrouwen”, “één of meer andere geldbedragen” en “voorwerp(en)”.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 5 bewezenverklaarde, voor zover het gaat om het verwerven en voorhanden hebben van de geldbedragen, niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 4 en 5 (voor het overige) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
nummer 76 op de aangehechte 'Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen' (biljartbal).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
nummer 23 op de aangehechte 'Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen' (kogelvrij vest).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nummers 2 t/m 22, 24 t/m 75 en 77 t/m 96 op de aangehechte 'Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen'.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het bedrag van
€ 125.490,00 (honderdvijfentwintigduizend vierhonderdnegentig euro)bestaande uit € 105.490,00 (honderdvijfduizend vierhonderdnegentig euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van
€ 125.490,00 (honderdvijfentwintigduizend vierhonderdnegentig euro)bestaande uit € 105.490,00 (honderdvijfduizend vierhonderdnegentig euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
198 (honderdachtennegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 52.196,01 (tweeënvijftigduizend honderdzesennegentig euro en één cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 47.196,01 (zevenenveertigduizend honderdzesennegentig euro en één cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 52.196,01 (tweeënvijftigduizend honderdzesennegentig euro en één cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 47.196,01 (zevenenveertigduizend honderdzesennegentig euro en één cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
147 (honderdzevenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro)bestaande uit € 2.000,00 (tweeduizend euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.000,00 (drieduizend euro)bestaande uit € 2.000,00 (tweeduizend euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. W.M.C. Tilleman en mr. G.S. Crince Le Roy, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 september 2015.
[...]