Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat de man met ingang van 25 februari 2010 een WAZ-uitkering ontvangt op grond van een door het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De beslissing van het UWV berust op een medische beoordeling gemaakt door een daartoe bevoegd arts in combinatie met een beoordeling door een arbeidsdeskundige.
Het hof dient bij de vaststelling van kinderalimentatie de verdiencapaciteit van de man, alsook zijn inspanningen om die verdiencapaciteit te benutten, zelfstandig te beoordelen en dient zich in de kader niet zonder meer te richten naar het oordeel van andere overheidsinstellingen. Dit neemt echter niet weg dat het hof bij die zelfstandige beoordeling rekening kan houden met de bevindingen van de arts en de arbeidsdeskundige van het UWV. Die arts heeft geconcludeerd dat sprake is van een zeer forse vermindering van de belastbaarheid van de man gelet op de aard en de ernst van zijn klachten. Het is zonder meer aannemelijk dat de klachten zijn ontstaan door het ongeval van de man op 1 juni 2003, aldus de arts. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens geconcludeerd dat de theoretische verdiencapaciteit van de man nihil is en hij gelet daarop voor 80-100% arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd. Anders dan de vrouw stelt is niet gebleken dat de arts (en de arbeidsdeskundige) hun bevindingen niet op een gedegen onderzoek hebben gebaseerd, zodat het hof geen aanleiding ziet aan de juistheid van deze bevindingen te twijfelen.
De verklaringen van de overige artsen die zijn overgelegd, vormen onvoldoende grond om anders te oordelen. Die verklaringen vormen evenmin voldoende ondersteuning voor de stelling van de vrouw dat de door dr. Portegies voorgestelde operatie tot herstel van de gezondheidssituatie van de man en daarmee tot een verhoging van de verdiencapaciteit van de man zou hebben geleid. Mede in het licht van de overgelegde medische verklaringen, heeft de vrouw voorts haar stelling dat de man wel degelijk verdiencapaciteit heeft omdat Aegon de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft beëindigd, onvoldoende onderbouwd.
Met de mogelijkheid dat die arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt hervat, kan thans nog geen rekening worden gehouden, nu dat een onzekere toekomstige gebeurtenis betreft. Indien en voor zover deze gebeurtenis zich in de toekomst daadwerkelijk zal voordoen, kan de vrouw wijziging van de kinderbijdrage verzoeken.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de rechtbank de man terecht geen verdiencapaciteit heeft toegekend en zijn draagkracht heeft bepaald aan de hand van de WAZ-uitkering die hij ontvangt. Tussen partijen is niet in geschil dat dit leidt tot een minimumdraagkracht van € 50,- per maand, zoals bedoeld in de richtlijn van de expertgroep Alimentatienormen.