In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] bij [Y] in [plaats B] is bepaald. [X] heeft op 24 juli 2015 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking en verzocht om de werking ervan te schorsen. De zaak is behandeld op 10 augustus 2015, waarbij het hof de schorsing heeft afgewezen. [Y] heeft vervolgens incidenteel hoger beroep ingesteld. De partijen zijn gehuwd geweest en hebben gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2011. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij [Y] vastgesteld en toestemming verleend voor inschrijving op [basisschool a] in [plaats B]. [X] verzoekt nu om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar in [plaats A] te bepalen en om toestemming voor inschrijving op [basisschool b] in [plaats A]. [Y] verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en een zorgregeling vast te stellen. Het hof oordeelt dat er een zorgelijke situatie is, waarbij de belangen van het kind voorop staan. Het hof verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek te verrichten naar de situatie van [de minderjarige] en de mogelijkheden voor een zorgregeling. De beslissing over de hoofdverblijfplaats en de overige verzoeken in hoger beroep wordt aangehouden totdat het onderzoek is afgerond.