Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlasteleggingen
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen melk en/of karnemelk en/of kwark en/of yoghurt en/of coca cola/frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn (gevestigd in het [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Amsterdam opzettelijk melk en/of karnemelk en/of kwark en/of yoghurt en/of coca cola/frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn (gevestigd in het [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij, verdachte, op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard of terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Vonnis waarvan beroep
Bewezenverklaring
hij op 30 mei 2014 te Amsterdam als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
hij op 22 januari 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen melk en karnemelk en kwark en yoghurt en frisdrank toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, gevestigd in het [adres 2];
hij op 22 januari 2015 te Amsterdam als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nadere bewijsoverweging
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
10 (tien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.