In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1964, was postbezorger en werd beschuldigd van verduistering van poststukken die toebehoorden aan een bedrijf. De tenlastelegging betrof de periode van 1 tot en met 24 februari 2012, waarin de verdachte opzettelijk 56 poststukken had achtergehouden die hij uit hoofde van zijn functie had moeten bezorgen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 november 2015 werd de vordering van de advocaat-generaal besproken, evenals de verdediging van de verdachte. De verdediging stelde dat de verdachte de poststukken niet wederrechtelijk had toegeëigend, maar deze slechts had achtergehouden om ze later te bezorgen. Het hof achtte deze uitleg echter onaannemelijk, gezien de hoeveelheid poststukken en de verschillende data van ter postbezorging. Het hof concludeerde dat de verdachte zich stelselmatig en bewust schuldig had gemaakt aan verduistering.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een gevangenisstraf van drie weken op, die voorwaardelijk werd gegeven, en een taakstraf van zeventig uren. Het hof overwoog dat de verdachte het vertrouwen van zijn werkgever had beschaamd en dat de samenleving belang heeft bij een correcte postbezorging. De strafoplegging werd gematigd door de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat het delict enige tijd geleden had plaatsgevonden.