ECLI:NL:GHAMS:2015:4866

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
23 november 2015
Zaaknummer
23-003953-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een groot geldbedrag bij inreis op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in India in 1958 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van witwassen. Bij zijn inreis op Schiphol op 20 maart 2008 werd hij aangehouden met een bedrag van 350.000 euro in contanten. De verdachte had geen aangifte gedaan van dit bedrag, wat aanleiding gaf tot verdenking van witwassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat hij het geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het afkomstig was uit een misdrijf.

Het hof heeft de bewijsconstructie van de politierechter verworpen en een andere bewijsconstructie gehanteerd. De verdachte had een vliegticket voor een zeer korte periode in Nederland en de verklaring dat het geld afkomstig was van zijn werkgever voor de aankoop van juwelen werd als ongeloofwaardig beschouwd. Het hof oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar zeven maanden, rekening houdend met de lange duur van de procedure.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het in beslag genomen geldbedrag van 350.000 euro verbeurd verklaard. De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-003953-08
datum uitspraak: 20 november 2015
TEGENSPRAAK (na aanhouding raadsvrouw niet gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 18 juli 2008 in de strafzaak onder parketnummer
15-800543-08 tegen
-
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (India) op [geboortedag] 1958,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 350.000 (zegge: driehonderdvijftig duizend) euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 maart 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 350.000 (zegge: driehonderdvijftig duizend) euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverwegingen

Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het hof neemt ten aanzien van dit feit allereerst het volgende in aanmerking:
  • De verdachte reisde vanuit Singapore op 20 maart 2008 Nederland in met een zeer groot en ongebruikelijk hoog bedrag aan contant geld (350.000 euro in totaal)
  • Het bedrag was op ongebruikelijke wijze samengesteld (700 biljetten in ongebruikelijke coupures van 500 euro);
  • de verdachte droeg het geld in zijn broekzakken en zijn jaszak
- de verdachte heeft van dit bedrag niet op eigen initiatief aangifte gedaan bij de douane:
hij heeft in eerste instantie tijdens de douanecontrole aangegeven dat hij een bedrag van
€ 150.000,00 euro bij zich droeg waarvoor hij geen aangifte had gedaan en vervolgens op het aangifteformulier, dat hij niet wenste te ondertekenen, aangegeven dat hij € 350.000,00 bij zich droeg.
Het hof acht het, gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden onaannemelijk dat de betreffende gelden uit legale bron afkomstig zijn.
De verklaring die de verdachte hierover heeft gegeven en die er in de kern op neer komt dat het geld van zijn baas bij [bedrijf] afkomstig is en bestemd was voor de aankoop van gouden juwelen, horloges etc. maakt dit niet anders.
Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking.
- de verdachte had een vliegticket, aangeschaft op 19 maart 2008, voor de heenvlucht vanuit Singapore naar Amsterdam op 19 maart 2008 en de terugvlucht op 20 maart 2008. De status van beide vluchten was “confirmed” [2] ;
- uit het overzichtsproces-verbaal van de belastingdienst FIOD-ECD, dossier nummer 42871, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], volgt dat aan de hand van de overgelegde en toegezonden bescheiden en verklaringen van het bedrijf – waarvoor de verdachte heeft aangegeven werkzaam te zijn – onvoldoende is vast te stellen dat het daarin genoemde bedrag, de soort valuta en/of de personen die over de diverse (contante) bedragen konden beschikken, dan wel hebben opgenomen van- en gestort hebben op de divers bankaccounts, betrekking heeft op het geldbedrag dat op 20 maart 2008 te Schiphol in beslag is genomen.
Naar het oordeel van het hof ontbreekt enerzijds een causaal verband tussen het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag en de geldstromen van het bedrijf waarvoor de verdachte zegt werkzaam te zijn en anderzijds is het onaannemelijk dat een bedrijf het aangetroffen geldbedrag in contanten zou meegeven aan een werknemer om goederen aan te kopen. Dit laatste kan, naar het oordeel van het hof, als zeer ongebruikelijk worden beschouwd in het internationale zakenverkeer, temeer nu de verdachte geen kennis dan wel ervaring zou hebben met de Europese (zaken)markt, en er geen concrete dan wel te verifiëren plannen of afspraken bestonden. De verdachte had daarnaast een vliegticket waaruit blijkt dat hij diezelfde dag, kort na aankomst, weer terug zou vliegen. Het is onaannemelijk dat de door de verdachte gestelde transacties in een dergelijk kort tijdsbestek zouden kunnen plaatsvinden.
Dat het bij de verdachte aangetroffen geld een legale herkomst zou hebben uit reguliere bedrijfsvoering van het bedrijf [bedrijf] is te minder aannemelijk geworden nu ook de nadere stukken die zijn overgelegd ter adstructie van de herkomst van het geld geenszins een concrete en verifieerbare onderbouwing vormen om daaruit de legale herkomst van 350.000 euro in contanten af te kunnen leiden.
Gelet op het vorenstaande is het hof dan ook van oordeel dat de zijdens verdachte gestelde herkomst van bedoelde gelden onaannemelijk en ongeloofwaardig is.
Naar het oordeel van het hof kan het daarom niet anders zijn dan dat het bij verdachte aangetroffen geld afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte dat, gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken, ook minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de betreffende geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Nadere overwegingen met betrekking tot de kwalificatie

Uit het dossier noch overigens is aannemelijk geworden dat de bij de verdachte aangetroffen geldbedragen onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Dit vloeit immers niet voort uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen- en overwegingen noch uit hetgeen door de verdachte overigens is aangevoerd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis, met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van 350.000 euro.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van 350.000 euro. Door een zo groot bedrag aan crimineel verkregen geld aan het zicht van de overheid trachten te onttrekken, heeft de verdachte de integriteit van het financiële en economische verkeer geschaad. Daarnaast werkt het witwassen van crimineel geld het voortbestaan van een crimineel circuit in de hand.
In de fase van hoger beroep heeft de strafvervolging van de verdachte niet plaats gevonden binnen een redelijk termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hoger beroep is ingesteld op 28 juli 2008 en eerst thans wordt uitspraak gedaan. De lange duur van de procedure is niet –uitsluitend- te wijten aan de verdachte. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat.
Het hof is alles overwegende- van oordeel dat in beginsel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden kan worden geacht, maar zal, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, in plaats hiervan opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van voorarrest.

Verbeurdverklaring

Het hierna als zodanig te melden in beslaggenomen geldbedrag van in totaal € 350.000,00, waarvan niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde witwassen met betrekking tot dit geld begaan is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
350.000 euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. E.N. van der Spoel en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 november 2015.
Mr. F.M.D. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]

Voetnoten

1.[....]
2.[....]