ECLI:NL:GHAMS:2015:4902
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van seksuele handelingen met bewusteloze persoon
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2013. De verdachte was beschuldigd van seksuele handelingen met een slachtoffer die zich in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn bevond. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen, waaronder het binnendringen van de vagina van het slachtoffer en andere seksuele handelingen. Tijdens de zittingen op 1 mei en 5 oktober 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, had geëist, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering.
De advocaat-generaal stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen, verwijzend naar verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook naar psychologisch onderzoek. De verdediging daarentegen betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer niet in staat was haar wil te bepalen. De raadsman vroeg om vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van enige geestelijke stoornis van het slachtoffer.
Het hof oordeelde dat de bewijsstukken onvoldoende concrete aanknopingspunten boden om vast te stellen dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis leed. Hierdoor was niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.