Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de man is belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen en de vrouw is verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen. De vrouw is op 17 maart 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 december 2014. De man heeft op 26 mei 2015 een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. De zaak is op 9 september 2015 behandeld ter terechtzitting, waar beide partijen en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 2002 gehuwd en hebben drie kinderen. Hun huwelijk is op 4 september 2013 ontbonden. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en tijdelijk uit huis geplaatst. De man heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen gekregen, terwijl de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding moet betalen. De vrouw betwist dat zij in staat is deze bijdrage te betalen, gezien haar financiële situatie en schuldenlast.
Het hof overweegt dat de communicatie tussen de ouders in het verleden problematisch was, wat heeft geleid tot ernstige problemen voor de kinderen. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat de man het eenhoofdig gezag behoudt, omdat er een risico bestaat dat de kinderen klem raken tussen de ouders als zij gezamenlijk gezag zouden hebben. Het hof wijst het verzoek van de man om een onderhoudsbijdrage van de vrouw af, omdat de vrouw geen draagkracht heeft. De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd, behalve voor de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, die wordt afgewezen.