ECLI:NL:GHAMS:2015:494
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. den Boer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WOZ-waarden en rechtsgeldigheid van compromis tussen belanghebbende en heffingsambtenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardering van onroerende zaken in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, een natuurlijke persoon, had beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam, die de waarden van verschillende onroerende zaken had vastgesteld. De heffingsambtenaar van de Gemeente Amsterdam had eerder de WOZ-waarden vastgesteld en deze waarden waren in bezwaar verminderd. De rechtbank had de waarden verder verlaagd, wat leidde tot het hoger beroep van de heffingsambtenaar.
Tijdens de zitting op 26 maart 2014 was er een compromis bereikt tussen de belanghebbende en de heffingsambtenaar, maar de gemachtigde van de belanghebbende stelde dat dit compromis niet rechtsgeldig was vanwege dwaling en geestelijk overwicht. Het Hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat het compromis rechtsgeldig was en dat de gemachtigde van de belanghebbende niet onder dwang of bedrog had gehandeld. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende gehouden was aan de intrekking van het hoger beroep, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een compromis rechtsgeldig kan zijn en de rol van de gemachtigde in het proces. Het Hof oordeelde dat de gemachtigde, die bijgestaan werd door een advocaat, voldoende gelegenheid had om de implicaties van het compromis te overwegen. De beslissing van het Hof werd openbaar uitgesproken en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.