ECLI:NL:GHAMS:2015:5137
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van de dagvaarding en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Italië in 1966 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gekomen tegen een eerder vonnis. De dagvaarding in hoger beroep was op 21 september 2015 betekend, maar de geldigheid hiervan werd ter discussie gesteld. Het hof oordeelde dat de dagvaarding op geldige wijze was betekend, ondanks het ontbreken van een feitelijk adres van de verdachte. Dit was gebaseerd op artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij een afschrift van de dagvaarding naar een laatst bekend adres was gestuurd.
Daarnaast werd de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld. Aangezien er geen schriftelijke grieven waren ingediend en er mondeling geen bezwaren tegen het vonnis waren opgegeven, concludeerde het hof dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een onderzoek van de zaak rechtvaardigde. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.
De beslissing van het hof was dus dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep, wat betekent dat de zaak niet verder werd behandeld. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.