In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een buitenspiegel van een auto, die toebehoorde aan een ander. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 18 juni 2014 te Haarlem. Tijdens de zitting op 17 september 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De raadsman stelde dat de getuige niet in staat was geweest om de verdachte te identificeren als de dader van de vernieling. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de getuige betrouwbaar was en dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter, maar achtte het bewezen dat de verdachte de vernieling had gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een geldboete op van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf. Het hof overwoog dat de vernieling niet alleen schade toebrengt aan de benadeelde, maar ook een financiële belasting vormt voor de maatschappij. De verdachte had eerder onherroepelijk een straf opgelegd gekregen, wat meegewogen werd in de beslissing.