ECLI:NL:GHAMS:2015:5742
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2015 in raadkamer uitspraak gedaan over het hoger beroep van de verdachte tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 september 2015. De rechtbank had een bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van de gevangenhouding van de verdachte gegeven. De verdachte, geboren in Marokko in 1987 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.J.M. den Blanken, zijn gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en is van oordeel dat er geen evidentie is voor een noodweer(exces)-situatie, zoals bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat er op dit moment geen termen zijn voor schorsing van de voorlopige hechtenis, mede gezien het ontbreken van ondersteuning van de reclassering. Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat het belang van de verdachte bij invrijheidstelling niet opweegt tegen de maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot gevangenhouding is aangewezen.
De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, voor zover dit aan het oordeel van het hof onderworpen is, en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis eveneens af te wijzen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 15 oktober 2015 door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.