ECLI:NL:GHAMS:2015:5790
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis in verband met ernst delict
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in Colombia is geboren en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De verdachte was in voorlopige hechtenis genomen en had een verzoek ingediend tot opheffing van deze hechtenis, dat eerder door de rechtbank Amsterdam op 10 december 2014 was afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de argumenten van de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.R. Stolk.
De verdediging heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis en heeft aangeboden een borgsom van € 10.000,- te betalen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat de aard en ernst van het delict, waarbij grote geldbedragen zijn gemoeid, een borgsom onvoldoende zekerheid biedt. Het hof oordeelt dat het belang van de verdachte bij invrijheidstelling niet opweegt tegen de maatschappelijke veiligheid, die in het bevel tot gevangenhouding is aangewezen.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bevestigd en zowel het beroep tegen de afwijzing van de voorlopige hechtenis als het verzoek tot schorsing afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer en is ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal.