ECLI:NL:GHAMS:2015:5803

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
20 juli 2016
Zaaknummer
13/730066-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toevoeging gronden voorlopige hechtenis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1993 en thans verblijvende in het huis van bewaring Nieuwersluis, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2015, die het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die wordt verdacht van mensenhandel met een (deels) minderjarig slachtoffer. Het hof overweegt dat de vrijlating van de verdachte zou kunnen leiden tot maatschappelijke onrust, gezien de geschokte rechtsorde. Er zijn nog getuigen, waaronder het slachtoffer, die gehoord moeten worden, wat de voortduring van de voorlopige hechtenis rechtvaardigt.

De advocaat-generaal had geen aanleiding gezien om een recidivegrond toe te voegen, en het hof heeft het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof oordeelt dat de belangen van de verdachte niet opwegen tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot gevangenhouding zijn aangewezen.

De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

13/730066-14
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Nieuwersluis te Nieuwersluis,
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 26 januari 2015, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Alkmaar van 29 januari 2015, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en de gronden waarop deze berust.
Het hof overweegt dat er gelet op de inhoud van het dossier sprake is van ernstige bezwaren.
De raadsvrouw heeft de vraag opgeworpen of het het Openbaar Ministerie is toegestaan om – bij het ontbreken van een appelmogelijkheid – te verzoeken een grond toe te voegen tijdens de behandeling van een verzoek van de verdediging tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis in raadkamer. Het hof overweegt dat geen rechtsregel zich verzet tegen een dergelijke vordering noch tegen het (ambtshalve) toevoegen van een grond door de rechter.
Met betrekking tot de geschokte rechtsorde overweegt het hof het volgende.
Er is in het onderhavige geval sprake van een verdenking van mensenhandel van een (deels) minderjarig slachtoffer. Er zijn ernstige bezwaren aanwezig dat de verdachte een grote(re) en belangrijke rol heeft gespeeld bij de seksuele uitbuiting van het slachtoffer. Mede gelet hierop, is het hof van oordeel dat er ook nu nog sprake is van een geschokte rechtsorde, in die zin dat aannemelijk is dat de vrijlating van de verdachte een zodanig publiek onbehagen teweeg zal brengen dat dit zou kunnen leiden tot maatschappelijke onrust.
Gelet op het feit dat er nog getuigen, onder wie het slachtoffer, gehoord moeten worden handhaaft het hof de waarheidsvinding als grond voor de voorlopige hechtenis.
Het hof ziet anders dan de advocaat-generaal geen aanleiding om de recidivegrond toe te voegen.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij haar invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot haar gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van haar vrijheidsbeneming.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 25 februari 2015 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. H.W.J. de Groot en L.C. Winkel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K.D.M. de Lange als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 25 februari 2015,
de advocaat-generaal