In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een boete die aan de belanghebbende, aangeduid als eiser, was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag van € 320 en een boete van € 320 waren opgelegd omdat de eiser gebruik had gemaakt van de weg met een auto waarvan het kenteken was geschorst. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarna de eiser in hoger beroep ging.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de eiser was houder van een Ford Ka met een geschorst kenteken van 19 december 2012 tot en met 15 december 2013. Op 29 november 2013 werd met een controlefoto vastgesteld dat de auto op de weg was. De eiser betwistte dat hij met de auto op die datum gebruik had gemaakt van de weg en stelde dat een andere auto met een gestolen kentekenplaat dat deed. Het Hof oordeelde dat de inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de eiser met de auto op de weg was, en dat de naheffingsaanslag en boete terecht waren opgelegd.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, aangezien de eiser geen omstandigheden had aangevoerd die tot matiging of vernietiging van de boete zouden kunnen leiden. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en dat de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens werd de inspecteur gelast om het betaalde griffierecht van € 122 aan de eiser terug te betalen.