ECLI:NL:GHAMS:2016:1479

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
23-004765-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende mishandeling met een honkbalknuppel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte, geboren in 1997, is beschuldigd van mishandeling. De tenlastelegging betreft een incident op 2 juni 2014 te Amsterdam, waarbij de verdachte met een honkbalknuppel een persoon, aangeduid als [slachtoffer], heeft geslagen. De verdachte heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer zou raken, wat resulteerde in lichamelijk letsel en pijn. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 januari 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat het opzet van de verdachte, in voorwaardelijke zin, gericht was op het toebrengen van letsel.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en het bewezen verklaarde als mishandeling gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-004765-15
datum uitspraak: 11 februari 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-257387-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juni 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), eenmaal of meermalen (met kracht) (met een honkbalknuppel) in/tegen/op het gezicht en/of op/tegen de nek, in elk geval op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of eenmaal of meermalen heeft geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Gevoerd verweer

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit omdat het opzet bij de verdachte op het veroorzaken van pijn bij de aangever, niet kan worden bewezen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte, gezien de wijze waarop en de omstandigheden waaronder hij met een honkbalknuppel in de richting van aangever [slachtoffer] heeft geslagen, zoals daarvan blijkt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] met de honkbalknuppel zou raken en aldus lichamelijk letsel en pijn zou toebrengen. Aldus was verdachtes opzet, minst genomen in voorwaardelijke zin, op dat gevolg gericht.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 juni 2014 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), eenmaal met een honkbalknuppel tegen het lichaam heeft geslagen waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1309-2014136242-1 van 3 juni 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 3 en 4).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
[slachtoffer]:
Op 2 juni 2014 was er een theatervoorstelling. Ik zag iemand uit dezelfde woning komen rennen als waar de man vandaan kwam. Later bleek dat het de zoon was van de oudere man. Ik zag dat de zoon een honkbalknuppel in zijn handen had. De jongen was absurd agressief. Ik zag namelijk dat hij de honkbalknuppel boven zijn hoofd had geheven. Het volgende moment zag ik dat de jongen een diagonale slag gaf met de knuppel. Ik zag en voelde dat de knuppel mij in het gelaat en deels op mijn nek raakte. Ik voelde direct een hevige pijn. De klap was gelukkig enigszins geremd omdat zijn vader nog in de weg stond. Ik zag na enkele minuten dat de jongeman die me had geslagen met de honkbalknuppel werd meegenomen door de politie. Ik wil graag aangifte doen. Ik heb nu last van mijn schouder en nek.
Noot verbalisant: het rechteroor van de aangever is rood.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1309-2014136242-9 van 3 juni 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 14 tot en met 16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
[getuige]:
Op 2 juni 2014 was ik aan het werk in het internationale danstheater de doelenzaal, gelegen op de [adres 2] (het hof begrijpt: de [adres 2] in Amsterdam).
Op het moment dat de man naar zijn woning liep kwam de vermoedelijke zoon, verder genoemd NN1 naar buiten lopen met een knuppel in zijn hand. De knuppel leek op een zogenaamde “honkbalknuppel”. NN1 liep naar een collega toe en ging vlak voor mijn collega staan met een dreigende houding. Tijdens de dreigende houding hield NN1 de knuppel vast alsof hij op elk moment iemand kon slaan. Omdat NN1 en mijn collega bijna neus aan neus stonden kon er niet uitgehaald worden met de knuppel. NN1 zag vervolgens wel kans om mijn collega te raken met de knuppel op de rechterkant van zijn gezicht. Ik zag dat NN1 werd meegenomen naar het politiebureau.
3. Een geneeskundige verklaring van 6 juni 2014 opgemaakt door drs. [deskundige], forensisch arts, betreffende een letselbeschrijving.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende [slachtoffer]
Datum incident 02-06-2014
Subjectieve klachten gevoeligheid aan het rechteroor. Na het incident had hij een rood oor en tintelingen in de nek, de dag erna spierpijn aan de rechternek en -schouder.
Vermoeden van niet uitwendig
waarneembaar letsel Ja
Toelichting vermoedelijk lichte kneuzing van de rechter oorschelp, gezien de pijn en drukpijn daaraan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 15 uren, subsidiair 7 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door met een honkbalknuppel te slaan, waarbij het slachtoffer is geraakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hoewel de fysieke gevolgen voor het slachtoffer beperkt zijn gebleven, acht het hof de gedragingen van de verdachte ernstig, gelet op de context waarbinnen die plaatsvonden en de houding van de verdachte tijdens de terechtzitting in hoger beroep ten opzichte van hetgeen die avond is gebeurd met het slachtoffer.
Het hof heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 januari 2016 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, alsmede met de inhoud van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 november 2015.
Met de advocaat-generaal acht het hof, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.A.M. de Wit, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van
mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 februari 2016.
=========================================================================
[....]
.