ECLI:NL:GHAMS:2016:1481

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
23-003242-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van winkeldiefstal door verdachte en medeverdachten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van winkeldiefstal op 16 juni 2015, samen met haar zus en een vriendin. De tenlastelegging betrof het wegnemen van t-shirts uit een winkel aan de Nieuwendijk in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 januari 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken was bij de diefstal. De verdediging stelde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de diefstal of dat zij actief heeft deelgenomen aan de diefstal.

Het hof heeft de verklaringen van de betrokkenen en de beschikbare bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. Aangeefster had gezien dat de meisjes de paskamer ingingen met kleding uit de winkel, maar er was geen sluitend bewijs dat de verdachte zelf iets had gestolen. De zus van de verdachte heeft verklaard dat zij de t-shirts in haar tas heeft gestopt zonder medeweten van de verdachte en hun vriendin. Het hof concludeert dat het niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen wat er precies in de paskamer is gebeurd. Daarom oordeelt het hof dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat zij het ten laste gelegde heeft begaan, en spreekt haar vrij.

Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf ingediend, maar deze is afgewezen omdat de verdachte is vrijgesproken van de nieuwe beschuldiging. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

parketnummer: 23-003242-15
datum uitspraak: 11 februari 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 7 augustus 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-118680-15 en 13-684817-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 juni 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal t-shirts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [bedrijfsnaam] (Nieuwendijk), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling (vonnis van 2 februari 2015, parketnummer 13/684817-14) met één jaar zal worden verlengd.

Vrijspraak

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gedaan. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld of verdachte een alarmlabel heeft verwijderd, of zij een t-shirt in de tas van haar zus [medeverdachte 1] heeft gestopt of dat zij (een) alarmlabel(s) in de roze broek heeft gestopt. Ook kan niet worden vastgesteld of zij wetenschap had van het feit dat [medeverdachte 1] dit van plan was of dit heeft gedaan, dat zij het heeft gezien of op een andere manier heeft meegekregen. Er kan dus niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte samen met haar zus [medeverdachte 1] en hun vriendin [medeverdachte 2] op 16 juni 2015 in de winkel van [bedrijfsnaam] aan de Nieuwendijk te Amsterdam waren. Aangeefster [aangeefster] heeft gezien dat twee meisjes samen de paskamer ingingen. Ze hadden kleding uit de winkel bij zich. Intussen vroeg het derde meisje aangeefster naar de vesten. Nadat de meisjes de paskamer hadden verlaten, controleert aangeefster de paskamer. Zij ziet dat deze leeg is. Vervolgens is zij de broek, die één van de meisjes had meegenomen naar de paskamer, gaan controleren. Daarin vond zij drie alarmlabels. Toen de meisjes de winkel wilden verlaten, kwam de beveiliger de winkel ingelopen. Eén van de meisjes is weggerend en heeft daarbij haar tas achtergelaten in de winkel. De beveiliger heeft deze tas onderzocht en vond daarin t-shirts met daaraan de prijskaartjes van de winkel. Vervolgens worden de drie meisjes aangehouden en overgedragen aan de politie.
Bij de politie hebben zowel de verdachte als [medeverdachte 2] verklaard dat zij niks hebben gestolen en ook niks hebben gezien. Zus [medeverdachte 1] daarentegen heeft verklaard dat de zij drie t-shirts in haar tas heeft gestopt en deze aldus uit de winkel heeft weggenomen zonder te betalen, en zonder dat de verdachte en hun vriendin hier iets van wisten of hebben gezien.
Nu het hof op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen wat zich in de paskamer heeft afgespeeld, acht het hof, op grond van het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2015 opgelegde voorwaardelijke een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 17 juni 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van
2 februari 2015, parketnummer 13-684817-14, voorwaardelijk opgelegde een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.W. Groenendijk, J.A.M. de Wit, mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 februari 2016.
=========================================================================
[....]