ECLI:NL:GHAMS:2016:1602

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
23-003153-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 3 augustus 2014, waarbij de verdachte, als bestuurder van een motorfiets, een voetganger, [slachtoffer], aanreed, die aan de gevolgen van het ongeval overleed. De verdachte werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag, wat leidde tot het dodelijke ongeval. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 april 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam had gedragen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer. De motorfiets van de verdachte werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

parketnummer: 23-003153-15
datum uitspraak: 25 april 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13/679026-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 3 augustus 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorfiets, daarmee rijdende over de Volendammerweg, zich zodanig, te weten roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [slachtoffer], zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan (korte tijd later) is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Volendammerweg, komende uit de richting van de IJdoornlaan en gaande in de richting van het Purmerplein,
- terwijl het donker was,
verdachte is, gekomen nabij de kruising van de Volendammerweg met de Werengouw, gaan rijden en/of blijven rijden op de rijstrook voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en passeerde (vervolgens) in strijd met bord D2 van Bijlage 2 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dwangpijl) de middengeleider - gezien verdachtes (rij)richting gelegen direct na voornoemde kruising - aan de linkerzijde,
verdachte heeft daarbij, terwijl de maximaal toegestane snelheid ter plaatse 30 km/u was, gereden met een snelheid die aanzienlijk hoger was, althans te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte heeft (vervolgens) een voetganger, zijnde voornoemde [slachtoffer], die doende was de Volendammerweg - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links - via de voetgangersoversteekplaats, gelegen ter hoogte van voornoemde middengeleider, over te steken, althans die zich (daartoe) op die voetgangersoversteekplaats bevond, geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken, voor voornoemde [slachtoffer],
verdachte is vervolgens tegen [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst, waardoor aan die [slachtoffer] zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan (korte tijd later) is overleden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 3 augustus 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorfiets, daarmee rijdende over de Volendammerweg, zich zodanig roekeloos, althans heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Volendammerweg, komende uit de richting van de IJdoornlaan en gaande in de richting van het Purmerplein,
- terwijl het donker was,
verdachte is, gekomen nabij de kruising van de Volendammerweg met de Werengouw, gaan rijden en/of blijven rijden op de rijstrook voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en passeerde (vervolgens) in strijd met bord D2 van Bijlage 2 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dwangpijl) de middengeleider - gezien verdachtes (rij)richting gelegen direct na voornoemde kruising - aan de linkerzijde,
verdachte heeft daarbij, terwijl de maximaal toegestane snelheid ter plaatse 30 km/u was, gereden met een snelheid die aanzienlijk hoger was, althans te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte heeft (vervolgens) een voetganger, zijnde [slachtoffer], die doende was de Volendammerweg - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links - via de voetgangersoversteekplaats, gelegen ter hoogte van voornoemde middengeleider, over te steken, althans die zich (daartoe) op die voetgangersoversteekplaats bevond, geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken, voor voornoemde [slachtoffer],
verdachte is vervolgens tegen [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe, samengevat en onder meer, het volgende aangevoerd.
Niets wijst erop dat de verdachte zich zeer dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig, dan wel onoplettend of onachtzaam heeft gedragen, te meer daar er geen betrouwbaar bewijs is dat de verdachte ter plaatse over de linker rijbaan in plaats van de rechter rijbaan heeft gereden. De getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2]), die hebben verklaard dat de verdachte de tweede middengeleider aan de linkerzijde zou hebben gepasseerd, hebben dat vanaf de plek waar zij stellen te hebben gestaan niet kunnen zien. Vanaf daar is immers geen zicht op die middengeleider of de voetgangersoversteekplaats. Geconcludeerd moet worden dat [getuige 1] en [getuige 2] minder hebben gezien dan zij hebben verklaard. Verder is er door de raadsvrouw op gewezen dat het proces-verbaal van VerkeersOngeval Analyse (VOA) ervan uitgaat dat de verdachte ook de eerste middengeleider ter linkerzijde is gepasseerd, terwijl uit de verklaringen van genoemde getuigen blijkt dat de verdachte alleen de tweede middengeleider ter linkerzijde is gepasseerd; gelet op dat laatste kan het alleen maar zo zijn dat de verdachte de (naar het hof begrijpt: eerste) middengeleider niet aan de linkerzijde is gepasseerd. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het net zo waarschijnlijk is dat het aangetroffen bandenspoor afkomstig is van een ander verkeersincident. Zo werd in de media – naar aanleiding van het ongeval – melding gemaakt van wegraces diezelfde dag en het gaat bovendien om een drukke weg met veel verkeer en een kruispunt waar met grote regelmaat ongevallen en bijna-ongevallen plaatsvinden. Tot slot is betoogd dat het op de betreffende voetgangersoversteekplaats behoorlijk donker is, omdat deze niet goed is verlicht en dat aannemelijk is dat het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) de Volendammerweg over is gerend, omdat hij sportkleding en
earplugsdroeg.
Het hof overweegt als volgt.
Naar aanleiding van het ongeval dat op 3 augustus 2014 heeft plaatsgevonden, is door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk als politieel verkeersspecialist ongevalanalyse en senior ongevallenanalist verbonden aan de dienst VOA, onderzocht of het bandenspoor dat op de ongeval locatie is aangetroffen aan de – bezien vanuit de rijrichting van de verdachte – linkerzijde van de tweede middengeleider, van de motorfiets van de verdachte afkomstig was. Zij concluderen in het daaromtrent opgemaakte proces-verbaal dat het bandenspoor waarschijnlijk afkomstig is van die motorfiets en, meer specifiek, van de achterband. Zij hebben zich daarbij (mede) gebaseerd op de resultaten van de met de motorfiets van de verdachte ter plaatse uitgevoerde remproeven. [getuige 2] en [getuige 1] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de motorrijder – de verdachte – de vluchtheuvel aan de linkerkant heeft gepasseerd, zo is vastgelegd in de daaromtrent opgemaakte processen-verbaal. Het hof stelt op grond van deze stukken vast dat de verdachte de tweede middengeleider – vanuit zijn rijrichting bezien – aan de linkerzijde heeft gepasseerd. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd is onvoldoende om aan deze waarnemingen van voornoemde getuigen te twijfelen. Verder is de stelling van de raadsvrouw dat het bandenspoor door een ander verkeersincident, zoals een wegrace, kan zijn veroorzaakt, een niet onderbouwde suggestie en is ook overigens niet aannemelijk geworden dat het bandenspoor door iets anders is veroorzaakt. Het hof onderschrijft niet de stelling van de verdediging dat de conclusies uit het proces-verbaal van VOA met betrekking tot het bandenspoor niet eenduidig en nogal vaag geformuleerd zijn, waardoor daaraan geen betekenis kan worden toegekend. Ook overigens doet hetgeen de verdediging op dit punt naar voren heeft gebracht het hof niet twijfelen aan de betrouwbaarheid van de resultaten van de uitgevoerde remproeven of aan de bij de VOA gehanteerde methode van analyse.
Het hof stelt ook vast dat de verdachte geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] die zich op de voetgangersoversteekplaats bevond en doende was over te steken. Ten aanzien van de stelling van de verdachte dat het ter plaatse heel donker en erg slecht verlicht was, zodat hij [slachtoffer] mogelijk niet heeft gezien, overweegt het hof nog dat de verdachte, die blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep ter plaatse bekend is, zijn rijgedrag in dat geval aan die situatie had moeten aanpassen. Voor de suggestie dat [slachtoffer] de kruising rennend is overgestoken, kan in het dossier geen enkel concreet aanknopingspunt worden gevonden; aan diens uitdossing in sportkleding kunnen dienaangaande geen conclusies worden verbonden.

Het verweer wordt in alle onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 3 augustus 2014 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorfiets, daarmee rijdende over de Volendammerweg, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [slachtoffer], zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan (korte tijd later) is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Volendammerweg, komende uit de richting van de IJdoornlaan en gaande in de richting van het Purmerplein, terwijl het donker was,
verdachte is, gekomen
opde kruising van de Volendammerweg met de Werengouw, gaan rijden op de rijstrook voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en passeerde (vervolgens) in strijd met bord D2 van Bijlage 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dwangpijl) de middengeleider - gezien verdachtes (rij)richting gelegen direct na voornoemde kruising - aan de linkerzijde,
verdachte heeft (vervolgens) een voetganger, zijnde [slachtoffer], die doende was de Volendammerweg - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links - via de voetgangersoversteekplaats, gelegen ter hoogte van voornoemde middengeleider, over te steken, geen voorrang verleend,
verdachte heeft (vervolgens) niet tijdig en/of voldoende afgeremd en is verdachte niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor [slachtoffer],
verdachte is vervolgens tegen [slachtoffer] aangereden.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd waarop het rijbewijs ingehouden is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank de in beslag genomen en nog niet teruggegeven motorfiets van het merk Honda verbeurd verklaard. De rechtbank heeft het verkeersgedrag van de verdachte daarbij aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de in beslag genomen motorfiets van het merk Honda verbeurd zal verklaren. Hij heeft het verkeersgedrag van de verdachte, net als de rechtbank, aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er arresten van andere hoven zijn waarbij in ‘zwaardere zaken’
– dat wil zeggen zaken waarbij sprake was van een ander soort opzet, of van streetracen of waarin drank in het spel was – een beduidend lagere straf of een voorwaardelijke straf is opgelegd. Zij heeft verder benadrukt dat er in dit geval geen sprake is van recidive en er drank noch drugs in het spel waren. De verdachte heeft hieraan toegevoegd dat hij inmiddels een nieuwe betrekking heeft en deze, indien het hof dezelfde beslissing als de rechtbank zal nemen, zal verliezen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een motorfiets aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam gedragen waardoor hij een ongeval heeft veroorzaakt als gevolg waarvan een nog jonge voetganger is komen te overlijden. Aldus is de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar en onpeilbaar leed aangedaan, hetgeen ook op indringende wijze is gebleken uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaring van [moeder], de moeder van het slachtoffer. Familie en vrienden van het slachtoffer zullen het slachtoffer voor altijd moeten missen.
Het hof realiseert zich dat geen straf recht kan doen aan het verlies en het verdriet dat het overlijden van het slachtoffer heeft veroorzaakt. Benadrukt moet echter ook worden dat in zaken zoals deze voor de aard en de omvang van de op te leggen straf niet alleen de gevolgen – die zeer tragisch zijn te noemen – maatgevend zijn, maar ook de omvang van het schuldverwijt dat aan de verdachte kan worden gemaakt. Zoals hiervoor al bleek, merkt het hof het verkeersgedrag van de verdachte, anders dan de rechtbank, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam. Om die reden komt het hof tot een lagere straf dan de rechtbank heeft opgelegd.
Het hof heeft gelet op de straffen die ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 plegen te worden opgelegd in gevallen waarin (zoals hier) sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout en waarin een dodelijk slachtoffer te betreuren is. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar worden genoemd. Het hof zal deze straffen tot uitgangspunt nemen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 maart 2016 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard het ongeval en de gevolgen daarvan voor de nabestaanden van het slachtoffer, verschrikkelijk te vinden, welke verklaring op het hof oprecht is overgekomen. Gelet op het voorafgaande ziet het hof geen aanleiding om ten nadele van de verdachte af te wijken van de straffen die zijn genoemd in de Oriëntatiepunten. Met oplegging van een voorwaardelijke straf zoals door de raadsvrouw is voorgesteld, kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde echter bepaald niet worden volstaan.
Het primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en niet teruggegeven motorfiets. De motorfiets behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard. Hierbij is in aanmerking genomen dat op de terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de motorfiets een waarde van 3.000 tot 4.000 euro vertegenwoordigt en is gelet op de draagkracht van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur, alsook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen motorfiets passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- motorfiets, Honda Fmx650, kenteken [kenteken] (goednummer: [nummer]).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2016.
mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.