ECLI:NL:GHAMS:2016:1895

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
23-004030-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verkoop van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2015. De verdachte, geboren in Algerije en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het verkopen van drie bolletjes cocaïne. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. In hoger beroep is de zaak gesplitst, waarbij de behandeling van een deel van de tenlastelegging is aangehouden. Het hof heeft zich in deze uitspraak uitsluitend gericht op het onder 1 ten laste gelegde feit en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk drie bolletjes cocaïne heeft verkocht aan een medeverdachte. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte. Tevens is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004030-15
Datum uitspraak: 3 mei 2016
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13/741106-15 en 13/046330-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1980,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Omvang van het geding in hoger beroep

De verdachte is bij vonnis waarvan beroep veroordeeld voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij voormeld vonnis de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 juni 2012 (parketnummer 13/046330-12) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken gelast.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2016 is de splitsing bevolen van de zaak betrekking hebbend op het onder 2 ten laste gelegde, van de zaak betrekking hebbend op het onder 1 ten laste gelegde en de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling, nu dit in het belang van het onderzoek wordt geacht. Dit gelet op de aard van de ten aanzien van feit 2 te beantwoorden rechtsvraag en om vertraging in de afdoening van de overige zaken te voorkomen.
De inhoudelijke behandeling van de zaak met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde is aangehouden tot een nader te bepalen terechtzitting in hoger beroep. Deze zaak zal worden voortgezet onder parketnummer
23-001502-16.
Het hierna volgende betreft dus uitsluitend het hierboven genoemde vonnis van de rechtbank voor zover dit betrekking heeft op het onder 1 ten laste gelegde feit en de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Voor zover thans aan de orde is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan [naam]) of vervoerd (ongeveer) drie, althans een of meer bolletjes cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds gelet op de hiervoor vermelde splitsing van de zaken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht aan [naam] drie bolletjes van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen van drie bolletjes cocaïne. Handel in harddrugs – en als afgeleide het gebruik ervan – betekent een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengt onrust voor de samenleving met zich, leidt veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit en is maatschappelijk gezien niet aanvaardbaar.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 april 2016 blijkt dat hij de afgelopen vijf jaar niet onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, hetgeen in zijn voordeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 19 juni 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in deze strafzaak aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 19 juni 2012, parketnummer 13/046330-12, te weten: een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 mei 2016.