Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
thans mr. M.M.C. Wingen te Heemstede.
1.Het geding in hoger beroep
De man heeft in het incidenteel appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met beslissing over de proceskosten.
2.Feiten
3.Beoordeling
De man heeft zich op het standpunt gesteld dat tot de te verdelen huwelijksgemeenschap een extra bedrag groot € 44.550,- moet worden gerekend. Dat bedrag was het spaargeld van de vrouw dat eind 2008 nog beschikbaar was op een spaarrekening van de vrouw en door de vrouw grotendeels contant is opgenomen. Het bedrag groot € 44.550,- werd volgens de man óf door de vrouw op 4 maart 2011 ergens voor hem verborgen gehouden omdat zij dat geld niet met hem wilde delen, óf is door haar in de periode van 22 augustus 2009 tot 4 maart 2011 geheel of gedeeltelijk verspild als bedoeld in artikel 1:164 Burgerlijk Wetboek.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de man de verkoop van de echtelijke woning heeft getraineerd, waardoor de woning bij verkoop een lager bedrag heeft opgebracht dan had gekund bij tijdige medewerking van de man. Dat dient volgens haar mee te brengen dat meer dan de helft van de waarde van de echtelijke woning aan haar toevalt. Verder vindt de vrouw dat de man haar voor het gebruik van de woning een vergoeding moet betalen.
De grieven zijn gericht tegen verschillende schakels van de motivering van de rechtbank. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking op de wijze die het hof hierna zal kiezen.
De vrouw is onder aanvoering van twee grieven in beroep gekomen van het bestreden vonnis, voor zover het gaat over de vertraagde verkoop van de echtelijke woning en het ontbreken van een gebruiksvergoeding.
De eerste grief van de man faalt daarom.
Bij de bespreking van het verweer van de vrouw stelt het hof voorop dat de stellingen van de vrouw niet steeds consistent zijn en al evenmin gemakkelijk in overeenstemming te brengen met hetgeen uit het schriftelijke bewijsmateriaal kan worden opgemaakt.
Het hof wil desalniettemin aannemen dat de vrouw na haar verhuizing
Daarmee is dit onderdeel van het verweer van de vrouw zo weinig concreet dat het als verweer geen hout snijdt en het hof daaraan voorbijgaat.
. het proces-verbaal van aangifte van mishandeling, op 23 mei 2009 opgemaakt door een hoofdagent van politie, werkzaam bij het korps Noord-Holland Noord, afdeling Schagen & Wieringerland,
De man heeft bestreden dat hij verkoop heeft tegengewerkt. Ook heeft bij bestreden dat de echtelijke woning bij snelle verkoop meer had opgebracht.
Wat betreft de waarde van de echtelijke woning zijn de volgende gegevens beschikbaar:
De inhoud van de taxatierapporten op het punt van de onderhoudstoestand geeft verder geen aanleiding om te veronderstellen dat de waardering van de woning substantieel lager is uitgevallen, doordat de man in gebreke is gebleven met het onderhoud van die woning. Alleen de brief van [b] van 25 januari 2013 gaat daarop in, maar de inhoud van de brief is te summier om op grond daarvan aan te nemen dat de woning in ruim twee jaar tijd zo sterk in waarde zou zijn teruggelopen als gevolg van tekortschietend onderhoud.
Met de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat er onvoldoende grond is voor de door de vrouw aan de man verweten benadeling.
Grief 1 van de vrouw faalt.
Daarbij komt dat de vrouw in haar toelichting tot uitgangspunt kiest dat de woning € 300.000,- waard is. In bovenstaande overwegingen ligt besloten dat dit uitgangspunt onjuist is.
Voor het overige bevat de toelichting onvoldoende aanknopingspunt voor vernietiging van het bestreden vonnis en toekenning van een gebruiksvergoeding van € 250,- per maand. Dat geldt ook als daarbij wordt betrokken dat de woning overwaarde heeft en de man daarvan nu alleen lijkt te profiteren.