ECLI:NL:GHAMS:2016:2247

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
13 juni 2016
Zaaknummer
23-002280-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging woninginbraak in de nacht met valse sleutel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van poging tot woninginbraak in Uithoorn op 21 mei 2015. De tenlastelegging omvatte het openbreken van sloten en het binnendringen van de woning met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de zittingen op 26 januari en 30 mei 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de woning heeft opengebroken of geforceerd, en heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte zich met een mededader naar de woning heeft begeven en deze heeft doorzocht met een valse sleutel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling gericht op delictpreventie. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals het eerdere strafblad van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-002280-15
datum uitspraak: 13 juni 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-669094-15 en 13-145866-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 26 januari 2016 en 30 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 21 mei 2015 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, omstreeks 02.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan perceel [adres 2] heeft weggenomen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meer slot(en) en/of ra(a)m(en) en/of een bovenlicht van voornoemde woning en/of inklimming en/of met een valse sleutel;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 mei 2015 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, omstreeks 02.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan perceel [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of met een valse sleutel, met één of meer van zijn mededader(s) naar voornoemde woning is gegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- één of meer slot(en) en/of ra(a)m(en) en/of een bovenlicht van voornoemde woning heeft/hebben opengebroken en/of geforceerd en/of door middel van een valse sleutel de woning hebben geopend en/of -(vervolgens) in voornoemde woning naar binnen is/zijn gegaan en/of
- ( vervolgens) voornoemde woning heeft/hebben doorzocht en/of
- één of meer goed(eren) op de overloop heeft/hebben gesorteerd en/of gezet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Voorts is het hof, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met een ander of anderen sloten, ramen en/of een bovenlicht van de woning heeft opengebroken of geforceerd. De verdachte zal daarom van dat onderdeel van het subsidiair ten late gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 21 mei 2015 te Uithoorn, omstreeks 02.00 uur, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan perceel [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen met een valse sleutel, met zijn mededader naar voornoemde woning is gegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader
- door middel van een valse sleutel de woning hebben geopend
en
- vervolgens in voornoemde woning naar binnen zijn gegaan en
- vervolgens voornoemde woning hebben doorzocht en
- goederen op de overloop hebben gezet.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Verzoek tot het horen van [getuige] als getuige

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2016 medegedeeld dat hij het verzoek tot het horen van [getuige] als getuige handhaaft, maar slechts indien het hof de verdachte niet vrijspreekt van de ten laste gelegde braakhandelingen.
Het hof oordeelt als volgt.
Nu de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, wordt het getuigenverzoek van de verdediging niet langer gehandhaafd en behoeft het hof daarover geen beslissing meer te nemen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een meldplicht en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan poging tot woninginbraak in de nacht. Dergelijke misdrijven zijn bijzonder ergerlijk omdat zij inbreuk maken op het veiligheidsgevoel van de slachtoffers en hen overlast bezorgen. Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven van gebrek aan respect voor de persoonlijke levenssfeer en eigendommen van anderen. Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte geen inzicht getoond in de onwenselijkheid van zijn handelen en in de emotionele gevolgen die dat heeft voor de slachtoffers. Voorts brengen dergelijke feiten in het algemeen gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 mei 2016 is hij eerder voor een strafbaar feit onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft tevens acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 27 mei 2016. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, adviseert de reclassering een voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland zo frequent als de reclassering dat nodig acht en
- dat de verdachte wordt verplicht om mee te werken aan een behandeling gericht op delict preventie bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Hierbij zal ook aandacht zijn voor het sociale netwerk,
waarbij aan de reclassering de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Het hof neemt dit advies van de reclassering over. Met de reclassering is het hof van oordeel dat de verdachte een goede begeleiding behoeft. Het hof acht, alles afwegende een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, met oplegging van een aantal bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2014 opgelegde voorwaardelijke taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 30 uren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam, zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 20 januari 2014, parketnummer 13-145866-13, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. H.W.J. de Groot en mr. C.P.M. Cleiren, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juni 2016.
mr. P.F.E. Geerlings en mr. C.P.M. Cleiren zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.