ECLI:NL:GHAMS:2016:2257

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
23-000934-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met partiële vrijspraak in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, was beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De tenlastelegging omvatte het inbreken in een woning en het wegnemen van een horloge en laptops, toebehorend aan de aangever. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 mei 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de woning van de aangever is binnengegaan, maar heeft geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak of verbreking. Dit leidde tot een partiële vrijspraak voor dat onderdeel van de tenlastelegging. De verdachte heeft verklaard dat hij zich in de binnentuin bevond om zich te verstoppen, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De getuigenverklaringen en het proces-verbaal van de verbalisanten gaven voldoende aanknopingspunten om de verdachte te veroordelen voor het primair ten laste gelegde.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De beslissing is gebaseerd op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000934-16
Datum uitspraak: 3 juni 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-741035-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 20 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een horloge en/of een of meer laptop(s), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen horloge en/of laptop(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van voornoemde woning;
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een horloge en/of een of meer laptop(s) en/of een playstation en/of een of meer siera(a)d(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen horloge en/of laptop(s) en/of playstation en/of siera(a)d(en), in elk geval enig(e) goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking van een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van voornoemde woning, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat woning is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s), althans een of meer van hen
- door een raam van voornoemde woning naar binnen is/zijn geklommen en/of
- een of meer kast(en) in voornoemde woning heeft/hebben doorzocht en/of
- voornoemd(e) horloge en/of laptop(s) en/of playstation en/of siera(a)d(en), in elk geval enig(e) goed(eren) heeft/hebben klaargelegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Partiële vrijspraak

Het hof acht met de raadsman van de verdachte niet bewezen dat de verdachte zich met zijn mededader de toegang tot de woning van [slachtoffer] heeft verschaft door middel van braak of verbreking, nu daarvoor geen aanknopingspunten zijn. De verdachte zal derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bespreking van verweren

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de woning van de aangever is geweest en dat de verdachte een verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de binnentuin, namelijk dat hij zich in de tuin heeft verstopt voor de partner van de vrouw met wie hij had afgesproken. Voorts wordt door getuigen gesproken van een man in een blauwe jas van het merk Canada Goose terwijl de verdachte een zwarte jas van het merk Woolrich droeg.
Tot slot heeft de raadsman naar voren gebracht dat geen sprake is van een voltooide diefstal omdat er geen goederen uit de woning zijn weggenomen. De laptop bevond zich immers nog in de woning van de aangever en het horloge dat door de aangever is vermeld, is niet aangetroffen, noch bij de verdachte of de medeverdachte, noch in de binnentuinen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. De verklaring van de getuige [getuige] houdt in dat zij heeft gezien dat op 20 februari 2016 twee mannen via een raam de woning aan de [adres 2] te Amsterdam zijn binnengegaan (dossierpagina 008). Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn voornoemde verbalisanten naar aanleiding van een melding naar de betreffende woning gegaan en hebben zij gezien dat er twee mannen in de woning waren die door de achterdeur naar buiten renden en de binnentuinen ingingen (dossierpagina 001). Deze binnentuinen zijn slechts via woningen bereikbaar. Verbalisant [verbalisant 1] heeft één van deze mannen herkend als de medeverdachte [medeverdachte] .
De verbalisanten hebben vervolgens gezien dat de mannen in de richting van de binnentuinen van de woningen aan de Amsteldijk renden en daarbij over diverse schuttingen en heggen klommen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft gehoord dat personen tegen elkaar hebben geroepen: ‘Ik kan niet verder, ik kom er niet op, we moeten terug’ (dossierpagina 001). De verdachte is vervolgens tussen een schuurtje en een schutting aangetroffen in de binnentuin van perceel [adres 3] (dossierpagina 004). De medeverdachte [medeverdachte] is daar vlakbij aangehouden, namelijk in de binnentuin van perceel [adres 4] .
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien en mede gelet op de overige te bezigen bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die samen met de medeverdachte [medeverdachte] in de woning van de aangever is geweest.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in hun proces-verbaal melding gemaakt van hun waarneming van twee mannen in de woning van [slachtoffer]. Eén van hen droeg een blauwe jas, de ander was gekleed in een groene jas. De getuige [getuige] heeft signalementen opgegeven inhoudend dat één van de mannen gekleed was in een donkerblauwe jas van het merk Canada Goose terwijl de verdachte een zwarte jas van het merk Woolrich droeg.
De omstandigheid dat de verdachte een jas droeg die qua merk en kleur niet volledig overeenkomt met het door de getuige opgegeven en door de verbalisanten weergegeven signalement, kan aan het voorgaande niet afdoen, nu het slechts minimale verschillen betreft die, bezien tegen de achtergrond van de bewijsmiddelen, niet van dien aard zijn dat dit reden geeft te veronderstellen dat de verdachte niet één van de personen is die de getuige heeft gezien terwijl hij via een raam de woning aan de [adres 2] binnenging. Het hof betrekt hierbij tevens de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2016 (dossierpagina’s 78 en 79) dat onder meer inhoudt dat op de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte] drie sms-berichten staan die op 13 februari 2016 zijn verzonden vanaf het telefoonnummer van de simkaart van de telefoon die onder de verdachte is aangetroffen. Dit staat op gespannen voet met de verklaring die de verdachte bij diverse gelegenheden heeft afgelegd, laatstelijk ter terechtzitting in hoger beroep, dat hij [medeverdachte] in het geheel niet kent of kende.
De aangever heeft verklaard dat uit zijn woning een horloge is weggenomen (dossierpagina 006).
Evenwel is noch in de binnentuinen noch bij de verdachte of medeverdachte een horloge aangetroffen. Dit vormt evenwel onvoldoende reden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever te twijfelen, mede omdat deze diverse details bevat die onmiskenbaar kunnen worden opgevat als aanwijzingen dat de aangever het horloge miste nadat de verdachte en de medeverdachte in de woning waren geweest.
De verklaring van de verdachte dat hij zich in de binnentuin bevond omdat hij zich verstopte voor de partner van de vrouw met wie hij had afgesproken, wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. De verdachte is op korte afstand van de woning waarin de diefstal heeft plaatsgevonden aangetroffen en heeft geen enkel identificerend gegeven omtrent de vrouw bij wie hij zou zijn geweest willen verschaffen.
De verweren worden derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 20 februari 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een horloge, toebehorend aan [slachtoffer] .
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot € 770 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal uit een woning. Dergelijke misdrijven zijn bijzonder ergerlijk omdat zij inbreuk maken op het veiligheidsgevoel van de slachtoffers en hen overlast bezorgen. Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven van gebrek aan respect voor de persoonlijke levenssfeer en eigendommen van anderen. Daarnaast brengen dergelijke feiten in het algemeen gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2016 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten meermalen onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.780. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 770. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen. Namens de verdachte is de vordering betwist.
Het hof is ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding, voor zover in hoger beroep aan de orde, van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, aangezien daarvoor nadere instructie, gevolgd door hoor en wederhoor, zou zijn vereist. Daarom kan de benadeelde partij thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit wettelijk voorschrift wordt toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij in de vordering
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte en de benadeelde partij elk in de door ieder van hen in verband met de vordering benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. R.M. Steinhaus en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 juni 2016.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]