Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep op 19 mei 2016, naar aanleiding van een vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De zaak betreft een verdachte die op 4 februari 2015 in Amsterdam, tijdens een controle door een opsporingsambtenaar, valse identificerende persoonsgegevens heeft opgegeven. De verdachte werd eerder door de kantonrechter veroordeeld tot een geldboete van € 115,- of 2 dagen jeugddetentie. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere straf gevorderd van € 75,- of 1 dag jeugddetentie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. Het hof oordeelt dat de verdachte strafbaar is en legt een geldboete van € 75,- en 1 dag jeugddetentie op. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de draagkracht van de verdachte. Het hof concludeert dat het opgeven van valse identiteitsgegevens het werk van gezagsdragers heeft gefrustreerd en dat de verdachte heeft geprobeerd aansprakelijkheid te ontlopen. De wettelijke voorschriften die van toepassing zijn, zijn de artikelen 63, 77a, 77g, 77l en 435 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.