HABF heeft tegen de vijf in bedoeld geding door de rechtbank gewezen vonnissen appel ingesteld bij dit hof, Midbrook heeft incidenteel geappelleerd.
Voor zover in dit geding met name van belang heeft het hof in de appelprocedure het volgende overwogen.
(i) In zijn tussenarrest van 21 april 2009 (onder, voor zover thans relevant, zaaknummers 106.003.988/01 en 106.06.413/01) heeft het hof (anders dan de rechtbank) bewezen geacht dat Midbrook en HABF op 22 oktober 1999 een regeling hebben getroffen die inhield dat Midbrook HABF zou crediteren voor een bedrag van f 100.000,- waartegenover HABF haar bezwaren tegen de facturering door Midbrook over de oogstjaren tot en met 1998 zou intrekken en ter zake finale kwijting zou verlenen.
(ii) Met betrekking tot het oogstjaar 1999 heeft het hof, samengevat, overwogen dat daaromtrent in eerste aanleg een debat heeft plaatsgevonden in het kader waarvan Midbrook, naar aanleiding van een tussenbeslissing van de rechtbank, haar facturen gedetailleerd heeft gespecificeerd en HABF haar bezwaren daartegen vervolgens heeft geconcretiseerd, waarna de rechtbank de bezwaren van HABF stuk voor stuk heeft besproken en in haar eindvonnis heeft geconcludeerd dat Midbrook aan HABF een bedrag van f 40.403,16 ten onrechte in rekening heeft gebracht en het equivalent daarvan in dollars derhalve ten onrechte heeft overgeschreven van de dollar- naar de guldenrekening. De rechtbank heeft met dit bedrag rekening gehouden bij de bepaling van de omvang van de vordering van Midbrook op HABF die in bedoeld eindvonnis is toegewezen. Het hof constateert vervolgens dat tegen de hier besproken overwegingen en vaststellingen van de rechtbank door HABF geen grieven zijn gericht en overweegt dat gelet hierop aan de bij herhaling door HABF geuite wens om inzage te krijgen in alle achterliggende (schriftelijke) bescheiden niet zal worden tegemoet gekomen.
Het hof heeft Midbrook in de gelegenheid gesteld om een volledig overzicht van de tussen partijen bestaande rekening-courant in de periode 1 januari 1994 tot 1 januari 2000 alsmede een complete reeks kopieën van de bankafschriften van de dollarrekening over te leggen en bij tussenarrest van 29 juni 2010 bepaald dat Midbrook een nieuw overzicht van de rekening-courant tussen partijen in het geding diende te brengen waarin een aantal in dat tussenarrest genoemde correcties zijn verwerkt (betreffende kort gezegd de gehanteerde wisselkoersen, renteposten en een aantal niet verwerkte crediteringen).
Bij eindarrest van 13 september 2011 heeft het hof de vonnissen voor zover in reconventie gewezen bekrachtigd en het eindvonnis voor zover in conventie gewezen vernietigd en HABF veroordeeld tot betaling aan Midbrook van een lager bedrag
(€ 959.324,83), te vermeerderen met rente.