In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de verdachte op 3 september 2015 was vrijgesproken van verboden wapenbezit. De verdachte had op 30 januari 2015 in Amsterdam een pistool van het merk Glock en tien patronen voorhanden gehad. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken omdat zij oordeelde dat de fouillering onrechtmatig was, aangezien er geen wettelijke basis voor de aangekondigde fouillering bestond. Het hof heeft echter geoordeeld dat de fouillering niet onrechtmatig was en dat de verdachte niet onder druk was gezet om te verklaren dat hij een vuurwapen bij zich had. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, wat gevaarlijk is voor de samenleving. De verdachte had verklaard het wapen voor zijn eigen veiligheid bij zich te hebben, maar het hof oordeelde dat dit bijdroeg aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten, heeft het hof een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is het in beslag genomen wapen onttrokken aan het verkeer.