ECLI:NL:GHAMS:2016:2644

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
23-001982-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake zakkenrollerij op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 11 mei 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in Roemenië en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van zakkenrollerij op Schiphol op 6 maart 2015. De tenlastelegging omvatte pogingen tot diefstal van goederen van een onbekend gebleven persoon en een slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal, meermalen gepleegd. De verdachte werd eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit, wat in zijn nadeel weegt. Het hof legde een gevangenisstraf van zes weken op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan de vordering enkel bij de burgerlijke rechter indienen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 45, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-001982-15
datum uitspraak: 5 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 mei 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-044350-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1981,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 6 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of een tot op heden onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- naar station Schiphol is gegaan en/of (vervolgens)
- zijn arm heeft uitgestrekt in de richting van een (openstaande) tas van een tot op heden onbekend gebleven persoon en/of (vervolgens)
- met zijn hand de sluiting van een/die tas (van een/die tot op heden onbekend gebleven persoon) heeft (geprobeerd) open te maken en/of (vervolgens)
- zijn hand in de jaszak van een/die tot op heden onbekend gebleven persoon heeft gestopt/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en/of
- zijn hand in de tas van die [slachtoffer] heeft gestopt/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer] en/of een tot op heden onbekend gebleven persoon,
- zijn arm heeft uitgestrekt in de richting van een tas van een tot op heden onbekend gebleven persoon en vervolgens
- met zijn hand de sluiting van die tas heeft geprobeerd open te maken en vervolgens
- zijn hand in de jaszak van die tot op heden onbekend gebleven persoon heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en
- zijn hand in de tas van die [slachtoffer] heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot 6 weken gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende pogingen tot zakkenrollen. Zakkenrollerij veroorzaakt veel overlast op Schiphol en draagt bij aan een in de maatschappij heersend gevoel van onrust. De verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen. Het hof rekent hem dit aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 juni 2016 is hij eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.574,29. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juli 2016.