ECLI:NL:GHAMS:2016:2733

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-004808-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1958, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling van twee slachtoffers op 3 mei 2014 te Heiloo. De tenlastelegging omvatte dreigende uitspraken zoals 'Ik sla je helemaal verrot' en 'Ik schop je verrot'. Tijdens de zitting op 21 april 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging jegens slachtoffer 1 niet de vrees heeft opgewekt dat het feit gepleegd zou worden, en heeft de verdachte in dat opzicht vrijgesproken. Echter, de bedreiging jegens slachtoffer 2 werd wel bewezen geacht, gebaseerd op de aangifte en getuigenverklaringen. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar geestelijke gezondheid en sociale situatie. Het hof vernietigde het eerdere vonnis voor zover aan het oordeel onderworpen en deed opnieuw recht.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004808-14
Datum uitspraak: 4 mei 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 november 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaak onder de parketnummer 15-192530-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 april 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Voor zover in hoger beroep nog aan het oordeel van het hof onderworpen is aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-192530-14:zij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 3 mei 2014 (telkens) te Heiloo [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) (meermalen) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik sla je helemaal verrot" en/of "Ik schop je verrot", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] blijkt onomstotelijk dat de woorden die de verdachte in de richting van [slachtoffer 1] heeft geuit bij hem niet de vrees hebben opgewekt dat het feit waarmee werd gedreigd zou kunnen worden gepleegd. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging die de bedreiging van [slachtoffer 1] behelst.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing hiervan heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat:
1. onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor het ten laste gelegde;
2. indien het hof toch meent dat voldoende wettig bewijs voorhanden is, de overtuiging ontbreekt, omdat tussen de ten laste gelegde gedraging en de onderscheidenlijke aangiftes relatief veel tijd is verstreken, de aangiftes zijn gedaan uit frustratie die is ontstaan omdat niets werd gedaan aan de overlast die de verdachte bezorgde en verschillend wordt verklaard omtrent de geuite woorden en tegen wie die gericht zouden zijn;
3. geen bewezenverklaring van een strafbare bedreiging kan volgen, omdat de bedreiging bij de aangevers niet de redelijke vrees heeft kunnen doen ontstaan dat zij het slachtoffer konden worden van hetgeen waarmee werd gedreigd.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsvrouw met betrekking tot de bedreiging van [slachtoffer 2] en overweegt daartoe als volgt.
De bewezenverklaring vindt steun in de bewijsmiddelen. Het dossier bevat in de aangifte van [slachtoffer 2] van 23 mei 2014, de aangifte van [slachtoffer 1] van 10 mei 2014 en de getuigenverklaring van [getuige 1] van 16 juli 2014 voldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Daaraan voegt het hof het volgende toe.
Uit zowel de aangifte van [slachtoffer 1] als de getuigenverklaring [getuige 1] blijkt dat de verdachte op straat grovelijk tekeer is gegaan tegen de getuige [slachtoffer 2]. Hoewel de exacte tegen [slachtoffer 2] gerichte bewoordingen daarin niet zijn opgenomen, bieden deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd voldoende steun aan de aangifte van [slachtoffer 2]. De naar het oordeel van het hof geringe afwijkingen in de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] (bij de raadsheer-commissaris van 20 oktober 2015), de verklaringen van [getuige 2] (bij de raadsheer-commissaris op 20 oktober 2015) en [slachtoffer 1] zoals afgelegd op 20 oktober 2015 maken dit niet anders. Het hof heeft hierbij geabstraheerd van de verklaringen over de gebeurtenis die na 3 mei 2014 heeft plaatsgevonden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts onmiskenbaar dat de aangeefster bang is geweest voor de verdachte en wel zodanig dat de aangeefster er vanuit mocht gaan dat de verdachte de geuite bedreiging waar kon gaan maken. De geuite bedreiging is bovendien van zodanige aard geweest dat deze in het algemeen ook een dergelijke vrees heeft kunnen opwekken. De raadsvrouw heeft verder ter onderbouwing van het derde door haar aangevoerde punt gesteld dat de door de verdachte geuite woorden, bezien in de context van de psychische toestand van de verdachte, geen vrees hadden kunnen veroorzaken, maar enkel overlast. Te dien aanzien overweegt het hof dat de psychische toestand van de verdachte onder omstandigheden eerder meer (dan minder) angst heeft teweeggebracht bij aangeefster. Dit blijkt onder meer uit de brief van 5 mei 2014 die zij aan [naam] heeft gericht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-192530-14:zij op 3 mei 2014 te Heiloo [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla je helemaal verrot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Strafmotivering

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft bij haar strafeis rekening gehouden met een verminderde toerekenbaarheid van de verdachte. Uit de machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis van 6 maart 2015 kan dit haars inziens genoegzaam worden opgemaakt.
Het hof acht zich zonder een nadere psychologische of psychiatrische rapportage niet in staat deze door de advocaat-generaal getrokken conclusie uit voornoemde machtiging te trekken.
Het hof heeft ten aanzien van de straftoemeting in het bijzonder acht geslagen op hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht omtrent de persoon van de verdachte en haar geestelijke gezondheid. Daaruit komt geen rooskleurig beeld naar voren van de omstandigheden waarin de verdachte lijkt te verkeren – voor zover het hof daar thans zicht op heeft. De verdachte is uit haar woning gezet en opgenomen geweest op grond van een BOPZ-machtiging. Na haar ontslag heeft zij in hotels verbleven totdat haar geld op was. Sinds november 2015 zwerft de verdachte op straat, terwijl zij lijdt aan borstkanker en artritis. Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat in verband met deze omstandigheden het raadzaam is te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. G.M. Boekhoudt en mr. R.C.P. Haentjens, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2016.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.